All Lives Matter: is dat nu christelijk?
‘Ik ben tegen racisme, daarom zeg ik: All Lives Matter.’ Zo schreven met name rechts-conservatieve politici en opiniemakers in de afgelopen weken. Ook onder conservatieve christenen geniet zo’n stelling veel steun, vaak met de beste bedoelingen. Er lijkt geen speld tussen te krijgen: als je tegen racisme bent, dan doet iedereen ertoe. Bovendien: is God zelf niet onpartijdig, houdt hij niet van iedereen? Daar dienen wij dan toch een voorbeeld aan te nemen?
Van verschillende kanten is deze stelling echter bekritiseerd: natuurlijk doen alle levens ertoe, maar daar gaat het nu even niet om. Nu gaat het om racisme tegen zwarte mensen en daarom zeggen wij: Black Lives Matter. Sommige reacties steken de spade dieper. Zo zijn er die erop wijzen dat de nadruk op All Lives Matter zwarte mensen de taal ontneemt om het racisme dat hen wordt aangedaan aan de kaak te stellen. Feitelijk ontneemt de stelling All Lives Matter hen een middel om dit onrecht bespreekbaar te maken.
Vanuit christelijk perspectief is het belangrijk om nog verder door te vragen. Vindt All Lives Matter inderdaad steun in Gods onpartijdigheid zoals Bijbelteksten daarover spreken? Hoe ziet die onpartijdigheid eruit in een context van discriminatie? Om een antwoord te vinden op deze vragen is het goed om in ieder geval stil te staan bij de Brief van Jakobus. Waar wij ons zorgen maken over de systematische achterstelling van zwarte mensen, komt Jakobus in het verweer tegen de achterstelling van armen.
Zo spreekt Jakobus in het tweede hoofdstuk van de brief zijn lezers streng toe: ‘Broeders en zusters, het geloof in Jezus Christus, onze glorierijke Heer, staat niet toe dat u mensen op hun uiterlijk beoordeelt.’ (vs. 1) Over duidelijke taal tegen racisme gesproken. Jakobus wijst erop dat de lezers geneigd zijn rijke mensen voor te trekken. Maar als zij dat doen, wordt hun oordeel dan ‘niet door verkeerde overwegingen bepaald?’ (vs. 4) Dit maakt nieuwsgierig: waardoor zouden de oordelen van de lezers dan wel bepaald moeten worden?
‘Luister, geliefde broeders en zusters: heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat hij heeft beloofd aan wie hem liefhebben?’ (vs. 5) Rijken voortrekken is niet alleen ontzettend dwaas – zij zijn het immers die de lezers onderdrukken en voor de rechter slepen (vs. 6) – maar gaat lijnrecht in tegen de logica van Gods grote reddingsplan! Dat roept vragen op, immers, hoe zit het nu: is God onpartijdig, of trekt hij toch een groep mensen voor op basis van hun sociaaleconomische status?
Voor een antwoord op deze vraag is het van belang om even uit te zoomen. Jakobus plaats de kwestie van partijdigheid in de bredere context van gehoorzaamheid aan de wet (vgl. vs. 8-13). Hij verwijst hierbij nadrukkelijk naar Leviticus 19, een hoofdstuk waarin partijdigheid expliciet verboden wordt (m.n. Lev. 19:15). Partijdigheid past niet bij het houden van Gods geboden. Dit maakt het des te opmerkelijker dat Jakobus spreekt van Gods uitverkiezing van de armen.
Het is opvallend dat Jakobus’ beide kernbegrippen, partijdigheid en barmhartigheid, allebei verband houden met handelen ‘met aanziens des persoons’. In die zin wijken beiden af ten opzichte van de wet die onpartijdigheid voorschrijft. Maar waar de partijdigheid waar Jakobus het over heeft – het voortrekken van rijken – dat op een manier doet die afbreekt, gaat barmhartigheid juist op een opbouwende manier verder dan wat de wet kan eisen. ‘Onbarmhartig zal het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid heeft bewezen; maar de barmhartigheid overwint het oordeel.’ (Jak. 2:13)
Jakobus lijkt hier aan te sluiten bij een denken dat ook weerspiegeld wordt in Deuteronomium 10:17-18: ‘Want de HEER, uw God, is de Hoogste God en Heer. (…) Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; hij verschaft weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel.’ Deze teksten laten ons zien dat Gods onpartijdigheid zich binnen de geschiedenis uit in barmhartige partijdigheid, om zo de armen recht te verschaffen. Een reden hiervoor is allicht dat kille onpartijdigheid in een zondige wereld onrecht – ook onrecht binnen de grenzen van menselijke wetten – in stand houdt.
Zo verwacht Jakobus van navolgers van Christus dat zij tegenover onrecht verder gaan dan wat wetten over onpartijdigheid kunnen eisen, namelijk dat zij partijdig zijn vanuit barmhartigheid. Om zo te voorkomen dat onpartijdigheid uiteindelijk misbruikt wordt om de status quo te handhaven. Om te voorkomen dat onpartijdigheid discriminatie en ander onrechtvaardig handelen met aanziens des persoons onbespreekbaar maakt. Misschien dat in het licht van deze lijn uit Jakobus’ brief voorkeursbeleid met het oog op traditioneel ondervertegenwoordigde groepen eigenlijk nog helemaal niet zo gek is.
In ieder geval zeg ook ik: Black Lives Matter.
Dit artikel is gebaseerd op een hoofdstuk uit het afstudeeronderzoek van Pieter Dirk Dekker. Deze scriptie, die gaat over de verbinding tussen uitverkiezing en rijkdom/armoede in het Nieuwe Testament, is te lezen via zijn account op de website academia.edu.
Foto: Wouter Muskee
Praatmee