Wraakgebeden en haatteksten in de Bijbel: wat moeten we ermee?
Stel dat er vrienden mee-eten en je voor of na het eten een gedeelte uit de Bijbel wilt lezen dat ook je niet zo kerkelijke vrienden aan zal spreken. Je kiest Psalm 139. Gelukkig lezen ze niet mee en kun je de verzen 19-22 ‘veilig’ overslaan, schrijft ds. W. Markus in De Waarheidsvriend.
Hulproep
Het maakt natuurlijk een groot verschil of je God smeekt om je vijanden het jou aangedane kwaad te wreken of dat je zelf doodt wie je maar doden kan. Het is ook geen oproep tot een niets en niemand ontziende jihad. Het is de uiterste hulproep van een klein volk in de verdrukking. Bovendien een volk waarvan het heil voor de hele wereld afhangt. Verdwijnt Israël, dan blijft de wereld achter zonder een Verlosser (zie hoofdlijn 3 en 7).
Een kind in nood dat belaagd wordt door een groep jongens, roept om hulp. Zou een volk in nood dat niet mogen doen? Bedenk daarbij ook hoe wreed de oorlogstactiek van de Babyloniërs en de Assyriërs was: onderlippen afsnijden, gezichten verminken door daar heet asfalt overheen te gieten, zwangere vrouwen opensnijden en de kinderen op harde rotsen te pletter gooien. Dan is het toch niet verwonderlijk dat je tot God schreeuwt om uitkomst. Blijkbaar kan het zelfs zo ver gaan dat je de vijanden hetzelfde toewenst als jou is aangedaan. Zo’n psalm is niet geweigerd in de Bijbel. Iets anders is of God wraakgebeden ook verhoort zoals de bidder op dat moment zou willen.
Elie Wiesel
Elie Wiesel is een van de weinige Joden die de verschrikkingen van Auschwitz overleefde. Op 26 januari 1995 was hij bij de herdenking van de sluiting van het vernietigingskamp. Toen en daar bad hij een gebed dat lijkt op de wraakpsalmen in het Oude Testament:
O God van vergeving, vergeef niet hen die deze plaats maakten.
God van genade, wees niet genadig met hen die hier al die joodse kinderen vermoordden.(…)
Herinner U de nachtelijke optochten van kinderen, zoveel kinderen,
al die bange, al die mooie joodse kinderen.
Als we nu er één zouden zien, zou ons hart breken,
maar de harten van de moordenaars braken niet.
O God van medelijden, heb geen medelijden met hen die geen medelijden hadden met al deze kinderen.
Dr. A. H. van Veluw schrijft hierover in De Waarheidsvriend van 20 september 2007: ‘Zou je dat ook niet mogen bidden bij het zien van die berg kinderschoenen in Auschwitz? Mag Israël, als noodkreet, zijn God om hulp roepen met woorden zoals we lezen in genoemde psalmen? Zo uiting geven aan dat wat je op je hart hebt, kan verlichten. Mede daarom staan deze woorden in de Bijbel. Bovendien: wie zijn nood uit naar God, hanteert op dat moment zelf niet de wapens.’
De laatste dingen
Daar komt bij dat de oudtestamentische gelovigen nog geen helder zicht hadden op het leven na dit leven. Als God de dingen wil rechtzetten, dan moet dat vooral in dit leven gebeuren. Vandaar ook de dringende bede in deze psalmen of God hier en nu oordelend wil ingrijpen. Juist voor wie gelooft in een God van liefde en recht kan het niet waar zijn dat het onrecht altijd wint. Omdat in het Nieuwe Testament het perspectief verschuift naar de totale vernieuwing van hemel en aarde waar alle kwaad uit weg is, zullen onze gebeden ook ‘verschuiven’ naar deze ‘laatste dingen’.
Roep om gerechtigheid
Dat Jezus ons leert je vijanden lief te hebben en geen kwaad met kwaad te vergelden, sluit de roep om gerechtigheid niet uit. Tirannen zullen hun straf uiteindelijk niet ontlopen. Daders houden niet eeuwig een voorsprong op hun slachtoffers. God zal eenmaal rechtdoen (zie ook hoofdlijn 8). Het is niet verkeerd om daar in een ontwrichte wereld naar te verlangen. Daarom vind je in veel psalmen de verzuchting: hoelang nog, Heere? Zie bijvoorbeeld Psalm 13 en Psalm 89:47. Maar niet alleen in de psalmen vind je dit verlangen. Deze roep om gerechtigheid komt terug in Openbaring 6:10 als een gebed van de martelaren bij Gods troon: ‘Zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?’
In plaats van hier een tegenstelling te zien tussen het Oude en Nieuwe Testament (zie ook hoofdlijn 5) is het beter om het gerechtvaardigde verlangen naar vergelding te zien als een aspect van het ‘totaalverhaal’ (zie hoofdlijn 3) dat uitloopt op een nieuwe hemel en aarde waar gerechtigheid woont (2 Petr. 3:13).
Ds. W. Markus uit Bergschenhoek is emeritus predikant. Het volledige artikel is te lezen in De Waarheidsvriend. Klik hier voor een abonnement op De Waarheidsvriend.
Praatmee