Als gevallen leider een comeback maken? Erg lastig, vindt Matthijs Vlaardingerbroek
Matthijs Vlaardingerbroek reageert op de biecht van voorganger Bert de Haan, die werd afgeserveerd nadat zijn affaire bekend werd. Matthijs vraagt zich in dit artikel af: kan een gevallen leider opnieuw zijn landelijke bediening oppakken? 'Ik denk dat je dan het tij zeer zeker tegen je hebt. Met name als je leiding hebt gegeven aan zowel een landelijke bediening als aan een gemeente met een paar duizend mensen, betekent dit dat duizenden mensen door jouw val geraakt zijn.'
Het ontroerde mij om het kwetsbare interview met Bert de Haan te lezen. Tussen de woorden door ontmoette ik een gebroken man die naar herstel verlangt. Dit raakte mij en deed mij denken aan de fictieve personage John in mijn roman ‘De Gezalfde’, die sinds vorige week uitgegeven is.
Het trof me dat er vele overeenkomsten tussen Bert en John te vinden zijn. Allebei pastors van een megakerk met een landelijke invloed, allebei worstelend met een minderwaardigheidscomplex, allebei vallen ze door een affaire, hopend dat het intern opgelost kan worden, maar uiteindelijk raken ze alles kwijt. Kort hierna hebben ze allebei een ontmoeting met Jezus in Schotland, waarbij ze een diepe levensveranderde metamorfose ondergaan. Allebei komen ze berooid terug in Nederland met de vraag: En wat nu?
Het is dat dit verhaal negen jaar geleden al op mijn blog verscheen, anders zou je denken dat al die overeenkomsten wel heel toevallig waren..
Maar de grote vraag die door dit interview heen sijpelde is en blijft: hoe nu verder? Kan een gevallen leider opnieuw zijn landelijke bediening oppakken? Is er een plaats voor hem in het hart van evangelisch en charismatisch Nederland?
Om deze vraag een beetje te kunnen beantwoorden, is het wellicht goed om te kijken naar hoe wij vorm geven aan leiderschap binnen evangelisch en charismatisch Nederland.
Theologische opleiding
Binnen de gevestigde kerken word je pas leider als je een jarenlange theologische opleiding hebt gevolgd. Je wordt hierna deel van een kerkelijke structuur waarbij je altijd deel bent van een groter geheel met duidelijke structuren, heldere richtlijnen en meerdere lagen van bestuur en overzicht, waar je verantwoordelijkheid aan moet afleggen als het mis lijkt te gaan.
In veel evangelische en charismatische gemeentes werkt het anders. Hier gaat het er niet om dat je een jarenlange theologie studie achter de rug hebt en de Bijbel zowel in het Grieks als in het Hebreeuws kunt bestuderen. Nee, hier gaat het vaak om mannen met charisma, met een persoonlijke roeping van God, die een duidelijke richting voor de gemeente hebben. Echte ondernemers, die zowel in het zakenleven als in de gemeente succesvol kunnen zijn. Mannen met persoonlijkheid, die boven de gemeente uitstijgen. Mannen die zichzelf als apostolisch en als krachtig zien en graag anderen willen leiden.
Waarom zoeken we in deze gemeentes naar dit soort leiders en niet naar de universitaire studiebollen die een jarenlange theoretische opleiding achter de rug hebben, maar wellicht niet hetzelfde charisma uitstralen? Waarom zoeken we naar deze krachtige, charismatische mannen die ons kunnen leiden?
Naast een aantal positieve redenen, zoals daadkrachtig, ondernemend leiderschap, dat snel kan handelen en visie gericht is, speelt het minderwaardigheidscomplex misschien wel een grotere rol in deze keuze dan we denken. Veel gemeenteleden van bepaalde evangelische en charismatische gemeentes willen juist een krachtige leider, omdat ze (wellicht onbewust) worstelen met een minderwaardigheidscomplex. Ze verlangen naar iemand die zij boven zich uit kunnen duwen. Iemand die ze op handen kunnen dragen. Iemand met een echte roeping van God, die dichtbij God leeft, die door God gezegend wordt. Een man vol van licht die iets van de tastbare duisternis in hun eigen leven compenseert. Deel zijn van een gemeente met zo’n leider geeft meerwaarde aan hun leven.
Natuurlijk is het allemaal ‘projectie’. Zo’n leider bestaat niet. Niemand is puur en vol licht. Elk mens is gebroken en dit geldt ook, misschien wel des te meer, voor de ogenschijnlijke krachtige leiders in deze gemeentes. Het zijn vaak de aan de buitenkant charismatische alfamannen, die aan de binnenkant rondlopen met een minderwaardigheidscomplex. Alleen hebben ze hier geen zicht op, omdat ze nog nooit door een supervisietraject zijn gegaan of echte psychologische hulp hebben gehad. Als het even kan ontlopen ze dit, omdat zo’n traject onbewust als zeer bedreigend wordt gezien.
Jezelf bewijzen
Wat mij opviel in het interview was het antwoord op de vraag of het bouwen aan de gemeente een vorm was om zichzelf te bewijzen. Hierop wordt resoluut ‘nee’ geantwoord. Het werd niet voor zichzelf gedaan, maar puur voor God.
Een ander antwoord op deze vraag had ‘voor een deel’ kunnen zijn. Persoonlijk geloof ik dat geen enkele leider honderd procent puur kan zijn in zijn of haar motivatie. Vaak hebben we iemand nodig die ons doorvraagt op onze echte motieven: “Waarom doe je wat je doet? Voor Jezus? Mooi, maar waarom nog meer? Voor de mensen in de gemeente? Oké, maar wat voor winst haal je er zelf uit? Wat is je eigen belang?” Als je niet ziet dat je het voor een deel ook voor jezelf doet, heb je geen grip op je eigen drijfveren, en dan kun je er niet op sturen. Realiseer je je wel wat je echte motivatie is, dan is de kans dat je (opnieuw) van je voetstuk valt minder groot.
Helaas missen we te vaak het diepere inzicht in onze echte motivatie. Hierdoor komen zowel de gemeenteleden als de leiders vast te zitten in een blijvende afhankelijkheidsrelatie. Als gemeentelid heb je het onbewust nodig dat je de leider ver boven je uit kunt duwen en als de leider heb je het nodig om je door de ander boven de mensen uitgeduwd te laten worden. Deze dans van wederzijdse afhankelijkheid kan heel lang goed gaan, totdat je als leider valt en in de modder terechtkomt. Ineens ben je niet meer de man van het licht, maar ben je besmeurd door de zonde. Deze man willen wij niet meer boven ons uit tillen, maar we kunnen wel op hem gaan staan. Dan voelen wij ons even beter, want nu ligt er iemand onder onze voeten in de modder, die nog erger is dan wij. En daar lig je dan in de modder met alle mensen die op je gaan staan!
En opnieuw is dit pure ‘projectie’. Eerst was de leider in onze projectie de man Gods, de man van het licht, iemand die heel dichtbij God leeft. Nu is hij het monster, de vreselijke zondaar die ons zo teleurgesteld heeft. Ondertussen is de man zelf niet veranderd. Slechts ons beeld van hem is veranderd. Hij was nooit de man van het licht en nu is hij niet de man van de duisternis. Hij was altijd een man met zowel een lichte kant als met een schaduwkant. Maar die echte man hebben we nooit willen zien. Hoogstwaarschijnlijk mochten wij die man ook niet zien. Die bleef voor ons goed verborgen.
Bill Hybels
Deze tendens om krachtige leiders te verheerlijken als het goed gaat en te demoniseren als ze vallen, speelt zich zowel op individueel als op landelijk vlak binnen de evangelische en charismatische wereld af. Neem nu de aantijgingen tegen Bill Hybels. Toen hij in onze ogen nog een man Gods was, een man van het licht die heel dichtbij God leefde, werden al zijn boeken als verrijkend en opbouwend gezien. Nu hij lijkt te zijn gevallen, mogen zijn boeken niet meer verkocht worden, omdat hij nu de grote zondaar lijkt en niet meer de man van het licht.
Ondertussen is de echte Bill Hybels niet veranderd en is de inhoud van zijn boeken ook niet veranderd. Wat op de ene dag qua inhoud nog als opbouwend werd gezien, werd de volgende dag als afbrekend gezien.
Tij
Kan je als gevallen leider in deze setting opnieuw je bediening oppakken? Ik denk dat je dan het tij zeer zeker tegen je hebt. Met name als je leiding hebt gegeven aan zowel een landelijke bediening als aan een gemeente met een paar duizend mensen, betekent dit dat duizenden mensen door jouw val geraakt zijn. Onder hen zijn veel mensen die je misschien wel willen vergeven, maar die zich niet meer willen stoten aan dezelfde steen.
In het interview wordt aangegeven dat de gaven die God geeft onberouwelijk zijn. Helaas werkt dit niet hetzelfde met vertrouwen. Voor veel mensen is hun vertrouwen niet onberouwelijk. Ze hebben hun vertrouwen, hun geloof, hun gehoorzaamheid, hun gezin en hun geld aan de leider toevertrouwd en als deze dit vertrouwen dan beschaamt, wordt het niet weer zo snel terug gegeven.
Neem hierbij de onbewuste wederzijdse afhankelijkheid, het onbewuste minderwaardigheidscomplex van vele gemeenteleden en het feit dat het ook persoonlijke meerwaarde geeft als je bovenop een gevallen leider kunt gaan staan zodat je je daardoor even beter over jezelf kunt voelen en het lijkt bijna een onmogelijke taak.
Toch denk ik niet dat het een onmogelijke taak is. De vraag is echter: Wat betekent terugkomen? Op welke manier kan ik uiting geven aan de roeping die ik ervaar en de gaven die mij gegeven zijn? Is dit door terug te keren op het podium? Is de tijd daar nu rijp voor?
Geduld
Het mooie van Gods roeping is dat het dan ook Gods verantwoordelijkheid is om hier ruimte en invulling aan te geven. Vaak vraagt dit geduld van ons en ligt de verleiding voor ons allen open om er zelf handen en voeten aan te geven. Dit vraagt om diep vertrouwen in God en het niet zelf willen forceren.
Terugkeren in een landelijke bediening voelt wellicht het meest voor de handliggend en het veiligst, maar is dit de enige manier om handen en voeten te geven aan deze roeping? Zijn er wellicht ook andere vormen om uiting te geven aan de roeping en de gaven die God gegeven heeft, zonder terug te willen keren naar het christelijke podium of de positie in de kerk?
Dit vraagt wellicht om een nieuw avontuur.
In ‘De Gezalfde’ krijgt de fictieve ex-pastor John dezelfde vraag voor zijn kiezen:
“Op één van die avonden, net na mijn achtenvijftigste verjaardag, vertelt John me dat een jonge charismatische gemeente hem gevraagd heeft of hij voorganger in hun gemeente wil worden. Na al deze jaren schrik ik er nog steeds een beetje van. ‘Weten ze van je achtergrond?’ John vertelt me dat dit voor hen geen bezwaar is.
‘Ze geloven dat ik vergeven en hersteld ben en zouden me graag hebben.’
Ik weet het niet. Maar het is Johns leven…
‘Wat heb je ze gezegd?’ vraag ik.
‘Ik doe het niet. Om eerlijk te zijn durf ik het gewoon niet. Ik ben te bang dat ik niet om zou kunnen gaan met die positie. Oh, ik weet dat ik de taak wel aankan. Ik weet dat ik deze gemeente zou kunnen laten uitgroeien naar een grotere gemeente en hen een eind verder op weg zou kunnen helpen. Maar ik weet niet of ik dit samen met Jezus kan doen. Ik ben te bang dat als ik weer een podium op ga en invloed krijg, ik terugval in de oude patronen van de andere John. Dat John het zonder Jezus gaat doen en gaat manipuleren en domineren. Weet je, ik ben tot het punt gekomen dat ik liever niet wil functioneren in de gaven en talenten die God mij heeft gegeven, wanneer dat zou betekenen dat ik zonder Jezus moet optrekken. Ik weet dat dit misschien tegenstrijdig klinkt. Maar soms is het beter om samen met Jezus ‘nee’ te zeggen tegen een geweldige bediening die je misschien op het lijf geschreven is, dan om zelfs maar het risico te lopen iets van Jezus kwijt te raken.’”
Ik wens Bert veel wijsheid toe in zijn levensweg.
Praatmee