Hoe een woordenstroom mijn gebeden veranderde
Ook een fietser moet zo af en toe rusten. En zo kwam ik een tijdje geleden aan bij mijn favoriete pleisterplaats langs de Gelderse IJssel. Een idyllisch plekje ter hoogte van Voorst, met een schitterend uitzicht over de IJssel. De drie bankjes worden doorgaans goed gebruikt en ik heb er al heel wat openhartige gesprekken gevoerd. Waarschijnlijk omdat een mens zich klein voelt in die machtige natuur, tot rust komt bij de aanblik van de in wandeltempo stromende rivier en zeker niet in de laatste plaats, omdat er gepraat wordt met een eenmalige anonieme passant.
Ook nu trof ik er weer iemand aan. Een man op leeftijd. Hij had het zich gemakkelijk gemaakt met een standenstoel. Naast hem stond een rollator met daarop wat literatuur en versnaperingen.
Het “gesprek”
En omdat het bij 27 graden met een open deur zo lekker tocht, begon ik met:
“Lekker weertje, hè?”
Het waren gelijk de laatste woorden die ik kon bijdragen aan het gesprek. De man leek te hebben gewacht op dit startschot en schoot uit de blokken: “Ik mag niet zoveel lopen.”
Zonder mij de kans te geven te vragen naar het waarom, speerde hij verder:
“In maart, tijdens die koude periode, ben ik gevallen en…”
Met een fenomenale accuratesse deed hij mij verslag van zijn val van een stoeprand. Hoe hij als een zak aardappels op de grond lag en gevonden werd door een passant. Na een minuut of tien was hij pas bij het moment dat de ambulance arriveerde.
Ik klikte met mijn tong, siste op gezette tijden, knikte met mijn hoofd, fronste afwisselend mijn wenkbrauwen en probeerde zo af en toe tevergeefs de parallel aan de IJssel op gang gekomen woordenstroom in te dammen. Nee, zó kwam die man nooit in het ziekenhuis! Na nog eens 10 minuten was hij pas gevorderd tot halverwege het Gelre ziekenhuis in Apeldoorn.
Hij ratelde maar door. Maar omdat ook een ratelaar zo af en toe naar adem moet happen, zag ik toch mijn kans schoon om staccato te informeren naar wat hij nu eigenlijk had: “Gebroken been?”
Verstoord en wat geërgerd keek hij mij aan, stak zijn hand bezwerend omhoog, als wilde hij zeggen: “Stil! Dat komt nog!” En verder ging het weer. Uiteindelijk lag de man na nog eens tien minuten dan toch eindelijk in een ziekenhuisbed. Een bed waarin hij even leek uit te rusten van zijn vermoeiende verhaal.
Het gaf mij de gelegenheid om naar het einde toe te werken: “Maar hoe gaat het nú met u?”
Het antwoord?
“Wacht even, Ik moet eerst nog vertellen van de operatie!”
Ja, de man zat weliswaar zonder hengel aan de IJssel, maar hij had toch gigantisch beet en liet niet meer los! Na een onverantwoord lang durende operatie probeerde ik het verhaal te verleggen naar een ander onderwerp:
“Hoe oud ben u eigenlijk, als ik vragen mag?"
“Wat denkt u?" Het is de standaardvraag die je krijgt als je mensen van boven de 85 naar hun leeftijd vraagt. Ik wilde hem niet kwetsen en zei vragend: “Achter in de zeventig?”
“86!!”, klonk het triomfantelijk.
“Nou, dan heeft u vast wel het nodige meegemaakt?”
Op hetzelfde moment dacht ik: Stommeling dat je d’r bent! Dat had je nou niet moeten vragen!
Weer ging er een half uur voorbij…
Ik moet ervandoor!
Maar aan alles komt een eind: een nieuwe recreant diende zich aan. Een redelijk getrainde man van een jaar of 50. Een man die geknipt was om het stokje van mij over te nemen. Ik maakte gebruik van de paar seconden waarin de oude baas de nieuwkomer monsterde, om te zeggen: “Ik moet er nu beslist vandoor!”
En tegen het nog in onwetendheid verkerende slachtoffer: “Nou, u hoeft zich hier niet te vervelen hoor, want deze man kan geweldig vertellen!”
En ik?
Na mijn “rustpauze” stapte ik vermoeider weer op mijn fiets dan ik er een uur eerder vanaf was gekomen en herkauwde het gesprek nog eens. Nou ja, gesprek… Het was eerder een monoloog.
En zoals zo vaak dringen zich dan geloofsparallellen aan mij op. Zijn mijn gesprekken met de God van de Bijbel eigenlijk wel zoveel anders? Als ik bid, zijn het immers ook vaak monologen. Soms, als ik erg vol zit met gedachten, betrap ik mij er zelfs op dat deze gedachten het gebed annexeren. En dan die uitgekauwde eetgebeden!
Misschien komt mijn allesbehalve heroïsche gebedsleven u ook wel bekend voor, want het schijnt behoorlijk menselijk te zijn…
Eyeopener
Gelukkig maar dat God totaal anders is. Dat Hij onze armoedige pogingen om contact met Hem te onderhouden tegemoetkomt. Omdat Hij graag een intiem contact met ons wil hebben. Ik denk dan ook, dat wanneer we niets of weinig van God horen, dit niet zozeer aan Hem ligt, als wel aan ons.
Want net zoals die man aan de IJssel na een uurtje praten niks van mij af wist, zo weten wij door een eenzijdig contact vaak ook maar weinig af van het wezen van God.
Voor mij was het gesprek in ieder geval een eyeopener. Een aanzet om wat vaker mijn mond dicht te houden, zodat mijn oren beter kunnen horen wat God mij in de stille tijd te vertellen heeft.
Praatmee