Antoine Bodar, dit is toch niet normaal!?
Toen priester Antoine Bodar afgelopen zondag in het EO-programma NieuwLicht zei dat homo’s ‘niet normaal’ zijn, omdat zij tot een minderheid behoren, kwam ik in het geweer. Bodar, die zelf homo is (maar ‘hij doet het ermee’), kwam op mij (ik was te gast in het programma) – laat ik het maar gewoon zeggen – onaangenaam over. Bijterig en ook wel bozig (vanaf 14:00).
Bekijk terug: Is er een roze lente in christelijk Nederland?
Niet normaal (‘afwijkend van de norm’), want het was verder een aangename discussie met veelzijdige gasten.
Taal is een krachtig wapen, zo weten we. Met taal kunnen we werelden laten schudden, mensen vernietigen, mensen tot helden maken.
Welk signaal geef je af als je over een niet-heteroseksueel zegt dat hij of zij niet normaal is?
Kun je de impact ervan afkalven door te zeggen dat je met dat niet normaal-zijn eigenlijk bedoelt dat die persoon afwijkt van de norm, tot een minderheid behoort?
Nee!
Ik heb gezegd dat het niet helpend is om te spreken over normaal of niet normaal als het over mensen gaat. Niet doen in zo’n discussie dus. Wil je een onveilige context creëren waarin jongeren en ouderen het (voorlopig) wel zullen laten uit de kast te komen, dan moet je zeggen dat ze niet normaal zijn.
Bodar kan dit weten! Hij mag zichzelf bekrassen met zijn eigen (reeds door hem zelf omarmde) uitspraken, maar laat hij toch niet over anderen het oordeel uitspreken dat ze niet normaal zijn.
Niet als het gaat om een mens die zich niet aangetrokken voelt tot het andere geslacht.
Niet omdat er in ons land meer hetero’s wonen dan niet-hetero’s.
Bodar zegt nog net niet dat homo’s een stoornis hebben. Maar als de leer van zijn kerk dat nog wat stelliger naar voren zou brengen, dan zou hij dat zeggen. Want de kerk zal hij altijd verdedigen, zo laat hij weten (en niet alleen in dit interview), al gaat diezelfde leer niet altijd mee het biechthokje in. (zie noot onderaan)
Woorden hebben kracht, meer dan we soms veronderstellen.
Ik ben een groot voorvechter van het vrije woord.
Daar spreek ik Bodar dan ook niet op aan.
Soms wint een andere liefde. Ik ben een nog grotere voorvechter voor mensen in de kast, die zo intens de behoefte voelen om te kunnen zeggen wie zij zijn – zonder veroordeling, uitsluiting, minachting.
Daar spreek ik Bodar wel op aan.
Bodar, u kunt boos zijn (op de homolobby en misschien nu ook op mij), maar realiseert u zich dat er kwetsbare zoekers zijn die door uw uitlatingen een domper voelen, versterkt worden in onvatbare gevoelens van eenzaamheid.
U kunt zeggen dat het huwelijk tussen een man en een vrouw ‘hoger en dieper’ is, maar er zijn jongeren die met heel hun hart verlangen naar een relatie die – in uw visie – ‘minder hoog en minder diep’ is (denk na over het effect!).
U kunt zeggen dat die jongeren ‘niet normaal’ zijn, maar zij willen helemaal niet abnormaal, afwijkend zijn. En dat zijn ze ook niet!
Echt, u kunt beter; u bent nota bene een woordkunstenaar, kunt de impact van woorden overzien. Daarbij: u hebt zelf veel bemind en u bent veel bemind door mannen, zegt u ergens; was dit dan allemaal lage, ondermaatse, abnormale liefde?
Bodar heeft gelijk: wat wordt er ongelofelijk veel gepraat en gediscussieerd in Nederland. Hij zou er met alle liefde voor naar Italië verhuizen.
Al dat gepraat gaat over de rug van wie niet onze woorden, maar onze warme en aanvaardende liefde nodig hebben.
Zo makkelijk het is om te praten, zo moeilijk is het om te zwijgen. Om naast die ander te gaan zitten. Om uit te stralen: het is goed zoals je bent, ik hou van je.
Dat zou normaal moeten zijn, een heilige vanzelfsprekendheid.
Bodar mag van mij alles zeggen. Maar niet als het ten koste gaat van bloeiende, ontdekkende jongeren (of wie dan ook).
Dan zeg ik: stop, ho!
Dit nooit meer.
Praatmee