Back to basics: leven zonder keuken, douche en pannen
Na een week vertrokken we naar ons eigen huis. Er zijn beneden geen vloeren, er is geen toilet, geen douche, geen keuken en geen pannen. Die laatste drijven nog op de oceaan, samen met het gereedschap, het behang en natuurlijk het passersetje. Basic is leuk, maar dit is wat overdreven, vinden we. We moeten toch kunnen eten en drinken? En wat te denken van slapen?
We hebben gelukkig wel water. Tijdens onze afwezigheid hebben twee kennissen van kennissen van Rika een dakgoot aangelegd, zodat we regenwater kunnen opvangen. Het zijn Rudolph, een Javaan, en zijn assistent, de Indiaanse Tony, ook wel handlanger genaamd. Er is inmiddels een watertoren verrezen. Zo scheef als een hoerentoeter, zou mijn opa zeggen.
Het water kunnen we niet drinken, want behalve water belanden er ook dode vleermuizen in de tanks. Hoe ze daarin komen, weten we niet. Het geheimzinnige leven van de vleermuis maakte geen onderdeel uit van onze voorbereiding op de emigratie. We spannen een stukje gaas net voor de ingang van de durotank, zodat de lijken blijven hangen en we ze kunnen afvoeren naar de eeuwige jachtvelden, maar het water blijft toch een soort vleermuizenthee. Het zal het assortiment van Pickwick waarschijnlijk niet halen. We moeten dat nog gaan oplossen, maar dat is van later zorg.
We gaan eerst op zoek naar een kookstel met gasfles en naar tijdelijke matrassen. Een gasfles kun je niet zomaar krijgen. We moeten met het aankoopbewijs van het kookstel naar de gasflessenfabriek. Die zijn gelukkig zo genadig om ons een gasbom te verkopen, zoals de Surinamers het noemen. Rudolph, één van de arbeiders die we hebben ingehuurd, krijgt medelijden met ons en doneert voorlopig een pan en wat bestek. Zelf kopen we wat borden, glazen en mokken. Zoon en echtgenoot fabriceren van wat stenen en een oude deur een tafel. Dan kopen we nog vier plastic stoeltjes en hebben we een heuse eetkamerset. We kunnen eten, zitten en koken, en dat is toch een hele verbetering.
Wanneer ik in de winkel ben, sta ik een beetje hulpeloos in het rond te kijken. Waar zijn de mixjes gebleven? En de snelle hap? Met maar één pan ben je toch wat beperkt. Gelukkig is er zuurkool en worstjes. Het menu is wat eenzijdig en de kilo’s vliegen er af. De zuurkool met worstjes komt onze oren uit. Op een gegeven moment roep ik uit dat ik nooit meer ga koken. ‘We eten voortaan wel in een restaurant.’ ‘Hoera,’ hoor ik zachtjes iemand van ons nageslacht roepen. Het loeder! Ik ben echter nog niet uitgeraasd, of de auto van familie Lynch draait het pad op. ‘We dachten, we gaan eens kijken hoe jullie het maken. En we hebben eten meegebracht.’ Vervolgens worden er pannen uitgeladen. De Heer voorziet soms op wonderlijke wijze. We eten met smaak.
We ontdekken dat in het weekend een aantal Javaanse dames een warung hebben, waar ze roti, bami, nasi, petjil (kousenband, taugé en witte kool met pindasambal) en baka bana’s verkopen. Ze hebben er een paar vaste, enthousiaste klanten bij. Als dank voor hun culinaire uitspattingen maken we voor hen een duidelijke prijslijst op de computer, die we uitprinten en plastificeren.
We kopen wat stukken schuimrubber om op te kunnen slapen, want de matrassen dobberen, je raadt het al, nog op de oceaan. Maar om te kunnen slapen, moeten we eerst tien jaar aan vleermuizenstront verwijderen. We maken een slaapkamer schoon voor ons nageslacht en ook één voor onszelf. Maar wanneer ’s nachts de ratten over hun gezicht lopen, nemen ze toch maar snel hun intrek bij ons. En zo liggen we voorlopig ’s avonds knus met z’n allen bij elkaar onder de klamboes en luisteren we naar de geluiden van de tropennacht die onze kamer binnenzweven, tezamen met het irritante gezoem van de muskieten. Vanwege het gebrek aan entertainment in wat voor vorm dan ook, vertellen we elkaar eindeloos verhalen.
Dit fragment is afkomstig uit 'Vogels moeten vliegen'. Een verhaal over een burnout en een emigratie, met een beetje peper en zout... Klik hier om het boek te bekijken of te bestellen.
Praatmee