Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
“Als mensen vragen: ben je links of rechts, dan zeg ik tegenwoordig gewoon: ja ik ben links”. Met deze woorden van ChristenUnie-politicus Paul Blokhuis, wordt de centrale stelling van het boek De linkse kerk wel bevestigd. De hoofdstroom van het Nederlandse protestantisme is in de loop van enkele decennia progressief, dan wel links geworden.
In dit derde essay over De linkse kerk wil ik aangeven waar dit mij persoonlijk raakt en enkele voorzetten geven om na te denken over de toekomst van het Nederlandse protestantisme.
In mijn geboortejaar, 1975, werd de RPF opgericht. Die partij was bedoeld als een alternatief voor het CDA en werd samen met GPV en SGP tot ‘klein rechts’ gerekend. De oprichting van de RPF maakte deel uit van een christelijke tegencultuur die de voortgaande secularisatie het hoofd wilde bieden. Die beweging was tijdens mijn jeugd vitaal. Ik herinner me uit die tijd de ‘Er is hoop’-campagne van de Evangelische Omroep, de warme betrokkenheid bij vervolgde christenen, in het bijzonder de kerk ‘achter het ijzeren gordijn’ en een heel netwerk aan hervormd-evangelische instellingen. In het boek De linkse kerk beschrijft Bas Hengstmengel de opbouw van deze counter-culture nauwgezet.