Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
Wie een inhoudelijke dialoog aan wil gaan, moet bereid zijn om in de spiegel te kijken. Als anderen je respectvol een kritische spiegel voorhouden, is dat doorgaans goed te doen. Het wordt lastiger als de spiegel bijna in je gezicht wordt gesmeten.
‘Kijk eens wat je teweegbrengt’, klinkt het verwijtend. En terwijl je probeert om een blik in de spiegel te werpen, ben je bang dat de spiegel op je hoofd aan diggelen wordt geslagen. Ook lastig is het, als mensen je op een spottende manier een spiegel aanbieden. ‘Kijk naar je zelf, je bent niet geloofwaardig’, zeggen ze. Ze geven je een lachspiegel in handen en je ziet dat je gezicht er vervormd op staat. Naast lachspiegels zijn er spiegels met een aureool er in gegraveerd. Ze worden doorgaans enkel met goede bedoelingen aangeboden. ‘Waren er maar meer mensen zoals jij’, hoor je, terwijl je er in kijkt. Bemoedigend en hartverwarmend. Maar een aureool is ook riskant, als je jezelf daarmee boven anderen verheft. Sommige mensen bieden je geen spiegel aan. ‘Ga maar lekker tegen je eigen spiegelbeeld aanpraten’, roepen ze van een veilige afstand. En dan zijn er mensen die naast je komen staan. Samen kijk je in de spiegel. Je leest elkaars blik en vindt er herkenning.