‘De onbekende soldaat’
Het verhaal gaat dat president De Gaulle van Frankrijk eens op bezoek was bij de Israëlische premier Golda Meir. Men besloot De Gaulle ook een krans te laten leggen bij het graf van de onbekende soldaat, want dat was die man zo gewend... Alleen hééft Israël niet zo’n graf. Geen nood: men hing een grote doek over het standbeeld van een of andere joodse bankier en beweerde dat dit het graf van de onbekende soldaat was, dat tijdelijk in restauratie was. Maar op het moment dat De Gaulle zijn krans neerlegde, woei de wind het doek een beetje op, zodat hij de naam kon lezen: bankier Zo-en-zo. Hij zei niets, maar ’s avonds bij het diner fluisterde hij Golda in het oor: ‘Zeg, dat standbeeld van vanmiddag, dat was helemaal niet van de onbekende soldaat – dat was van bankier Zo-en-zo!’ Waarop Golda zei: ‘Dat klopt helemaal! Maar bedenk wel: als bankier was hij wereldberoemd, maar als soldaat was hij totaal onbekend!’
Ik denk wel eens aan de vele “onbekende soldaten” als ik bijvoorbeeld op grote kunstenaars stuit die volgens de kenners briljant waren, maar toch grotendeels in de vergeethoek zijn geraakt. Nou ja, zelfs de grootste van allen, Johann Sebastian Bach, bleef tot tachtig jaar na zijn dood (1750) grotendeels onbekend… Er zijn vele ‘onbekende soldaten’ in de kunstwereld, en ik heb het nu vooral over de wereld van de klassieke muziek. Neem nou de componist Franz Schmidt, wiens sterfdag de kenners afgelopen dinsdag (11 februari) hebben herdacht (maar dan moet je wel een héél grote liefhebber zijn om dinsdag dááraan gedacht te hebben…). Wie kent deze Hongaars-Oostenrijkse componist, die leefde van 1874 tot 1939? En over een maand herdenken we de sterfdag van de joods-Oostenrijkse componist Alexander (von) Zemlinsky (1871-1942), ook al niet erg bekend, behalve bij een beperkte kring enthousiastelingen. En om nog een derde verwaarloosde componist uit die tijd te noemen: de Tsjech Josef Suk (1874-1935).
Hoeveel lezers kennen deze componisten? Ik geef toe, je moet sowieso al een beetje van de periode houden waarin deze componisten leefden en werkten. Ik heb een bijzondere voorliefde voor de klassieke muziek van pakweg tussen 1880 en 1945 (gedachtig de kreet dat niemand hoeft te houden van de klassieke muziek die ná zijn geboorte geschreven is). Die periode wordt, wat Midden-Europa betreft, gedomineerd door (nog net) Anton Bruckner, en verder vooral Gustav Mahler en Richard Strauss, twee ongelooflijke giganten. Met zulke reuzen in de buurt is het altijd moeilijk zelf beroemd te worden. We zouden Georg Philipp Telemann wellicht veel meer waarderen als er in die tijd geen Johann Sebastian Bach geleefd had. We zouden Antonio Salieri wellicht veel meer waarderen als er in zijn tijd geen Wolfgang Amadeus Mozart geleefd had. We zouden Zemlinsky wellicht veel meer waarderen als er in die tijd geen Gustav Mahler geleefd had. (Zemlinsky was nota bene smoorverliefd op Alma Schindler, die haar verloving met hem verbrak om met die andere Jood, Mahler, te trouwen…) We zouden Suk wellicht veel meer waarderen als er in die tijd en kort ervóór geen Antonín Dvořák geleefd had (die nota bene Suks schoonvader was).
Als je veel waardering kunt opbrengen voor Anton Bruckner, Gustav Mahler en Richard Strauss, moet je echt ook eens Schmidt, Zemlinsky en Suk proberen. Komaan, dit is een christelijke site, dus ik zal van elk een bij uitstek (joods-)christelijk werk noemen, om je met deze drie té weinig bekende componisten een beetje vertrouwd te maken. De werken die ik noem, kun je allemaal op Youtube vinden.
Wat Franz Schmidt betreft, zou ik het liefst zijn vier heerlijke symfonieën noemen, vooral de vierde. Maar je moet beslist ook eens luisteren naar Das Buch mit sieben Siegeln (‘Het boek met zeven zegels’). Het is een oratorium op thema’s uit de Openbaring van Johannes. Het is tegelijk een van Schmidts belangrijkste werken (uit 1937) en duurt een uur en vijftig minuten. In dit werk wordt door zangers en instrumentalisten allereerst de openingsscène van Openbaring 5 uitgebeeld, en wordt vervolgens uitgebeeld wat er gebeurt bij het openen van elk van de zeven zegels. Het te weinig bekende werk geldt als een van de belangrijkste uit de Duitse laatromantiek.
Wat Zemlinksy betreft, zou ik ook graag zijn drie symfonieën noemen én zijn symfonisch gedicht Die Seejungfrau. Maar je moet ook eens luisteren naar zijn Psalm 83 voor solisten, gemengd koor en orkest. Psalm 83 is een gebed om hulp voor Gods volk tegen zijn vijanden. Zemlinsky schreef het juist in de tijd dat Alma hem in de steek liet (wat trouwens niet wil zeggen dat hij Mahler tot zijn ‘vijanden’ rekende, integendeel). De compositie heeft een wat requiem-achtige teneur omdat ze ontstond in de tijd dat Zemlinsky’s vader overleed (1900). Krijg je de smaak te pakken, luister dan ook naar Zemlinsky’s toonzettingen van de Psalmen 13 en 23!
Wat Josef Suk betreft, van hem moet je echt de vijfdelige Asraël-symfonie uit 1906-07 horen. Suk schreef dit werk om twee geliefde personen te herdenken: zijn schoonvader Antonín Dvořák en diens dochter, Suks vrouw Otilie Dvořák, die kort na elkaar stierven. Je kunt het werk dus een begrafenissymfonie noemen. Asraël, of Azraël (‘Hulp van God’), is in sommige joodse tradities de naam van de engel des doods, die we in de Bijbel tegenkomen in Ex. 12:23; 2 Sam. 24:16; 2 Kon. 19:35; 1 Kron. 21:15 (echter zonder de naam Azraël). In deze schriftplaatsen is zijn rol negatief, maar in de joodse traditie is zijn rol veel positiever. Azraël houdt een boekrol bij met de bestemmingen van de mensen en hij brengt de zielen van de gestorvenen over naar het hiernamaals. In deze zin moeten we Azraël zien in de titel van deze prachtige ‘uitvaartsymfonie’!
Wil je verder lezen?
Als lid krijg je onbeperkt toegang tot cvandaag.nl
Praatmee