
God
29 maart 2018 door Willem J. OuweneelOns woord ‘Pasen’ is een verbastering van het Griekse woord Pascha, dat we menigmaal in het Nieuwe Testament vinden (buiten Matt. tot Hand. nog in 1 Kor. 5:7 en Hebr. 11:28).
Dit woord ‘Pascha’ is zelf een verbastering van het Hebreeuwse woord Pesach, dat gewoonlijk wordt afgeleid van pasach. Dit werkwoord betekent: ‘hinken’, en vervolgens: ‘voorbij hinken, (eroverheen) huppelen, voorbijgaan’. Inderdaad vinden we in Exodus 12:13 het werkwoord pasach in de betekenis van ‘voorbijgaan’: ‘En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan’ (dat wil zeggen mijn oordeel zal aan jullie voorbijgaan; het zal jullie eerstgeborenen niet treffen, omdat zij schuilen achter het bloed van het Paaslam; vgl. vs. 23, 27).
Dit artikel is speciaal geschreven voor CIP+ leden! Word ook lid en lees gelijk verder!
Start je gratis maand InloggenJouw e-mailadres...