Conard Sunday, pastor van een kerk in Uganda.

Koffie met Conard

Op een van de dagen dat we met Conard op pad zijn, stoppen we bij een café om koffie te halen. We vragen hem waar hij zin in heeft. Hij begint te glimlachen en zegt: “Even aan mijn vrouw vragen.” Vervolgens belt hij Asha om te vragen hoe die koffie ook alweer heet, die hij zo lekker vindt. “Een cappuccino, alsjeblieft”, zegt hij, zodra hij ophangt. “Dat heb ik vier jaar geleden gedronken en vond ik heerlijk.”

Meedogenloze dronkaard

Van kleins af aan leerde Conards moeder, die hiv-positief was, hem hoe hij voor zijn broertjes en zusjes moest zorgen. “Mijn broers waren naar mijn oma gevlucht om de klappen van mijn vader te ontlopen”, vertelt Conard. “Dit maakte mij de oudste zoon in huis en daar hoorden verantwoordelijkheden bij. Mijn vader was meedogenloos. Hij was een dronkaard, had relaties met meerdere vrouwen, en sloeg mijn moeder. Dit zorgde voor veel conflicten thuis.” Ondanks dat bracht Conard zijn vader, die net als zijn moeder hiv-positief was, twee keer per week met de fiets naar het ziekenhuis. Toen Conard 10 jaar oud was, stierf zijn vader. Een jaar later overleed ook zijn moeder en was het Conards taak om voor het gezin te zorgen.

“Ik begroef mijn ouders en liet met hen mijn hoop achter in het graf”, vertelt hij. “Ik was radeloos. Dag en nacht huilden we, in de hoop dat iemand ons zou komen helpen, maar tevergeefs. We waren op onszelf aangewezen, toen er hongersnood uitbrak in Uganda. Mijn broertjes en zusjes keken naar mij. Wat moesten we doen? We hadden geen ontbijt, geen lunch en geen avondeten. We overleefden op wat we vonden in de natuur. Ik dank God dat we nooit iets hebben gegeten, wat giftig was.”

Een plek van herstel

Honger was Conards grootste vijand. Wanhopig sleepte hij zich door zijn tienertijd heen. “Dat ik af en toe naar school ging, was echt een wonder”, gaat hij verder. “Er was altijd iemand die mijn schoolgeld betaalde, omdat ik dat zelf niet kon.” Toch was dat niet altijd genoeg om de wanhoop te verdrijven. Zijn zelfmoordpogingen faalden. “De kerk is uiteindelijk mijn redding geweest. Zonder de kerk zou ik nu niet meer leven. Toen ik geen geld meer had voor huur, vond ik samen met mijn broertje een slaapplek in de kerk. Hier was altijd leven: gebedsgroepjes, aanbidding, diensten … We maakten er schoon en deden wat andere klussen. In ruil daarvoor kregen we eten en een slaapplek. De kerk werd mijn thuis, een plek waar ik herstel vond, waar ik mezelf mocht zijn. Een plek waar mijn bitterheid plaatsmaakte voor nieuwe hoop.”

Een huis vol liefde

In de kerk ontmoette hij ook Asha. “We werden verliefd op elkaar, maar waren terughoudend. We kwamen allebei uit gebroken situaties. We vonden het spannend om een relatie aan te gaan, maar vroegen God om een nieuw begin met ons te maken.” Het stel trouwde en kreeg hun eerste zoon. Niet lang daarna werd Precious in het gezin opgenomen, het eerste meisje dat ze adopteerden. En meer kinderen volgden. “Iedere keer kwam er weer iemand op ons pad. Kinderen van mijn broer of mijn overleden zus, maar ook broertjes of zusjes van kinderen die al bij ons woonden. Allemaal hadden ze een even schrijnend verhaal. Daar kunnen we toch geen ‘nee’ tegen zeggen? We hebben een huis en genoeg liefde.” Conard is trots op zijn gezin en tegelijk bescheiden. “Ik leef niet voor mezelf, alles in ons huis is van iedereen.” De teller staat nu op vijftien, maar als het aan het stel ligt, blijft het daar niet bij. “Asha en ik dromen van een plek waar we veel kinderen kunnen opvangen, waar we ze onderwijs, een thuis, een toekomst en liefde kunnen geven.”

Delen, ook al is het weinig

Conard werkt hard om zijn gezin te kunnen onderhouden. Hij heeft een baan in de kerk en spreekt regelmatig. Daarnaast heeft hij zestig varkens die een klein inkomen opleveren. “Het leven is niet altijd gemakkelijk en regelmatig zijn er zorgen om financiën. We moeten schoolgeld betalen en sommige kinderen hebben medicijnen nodig. Soms weet ik niet hoe we moeten rondkomen, maar God is ons altijd trouw gebleven. We delen alles wat we hebben. Ik kan in mijn eentje een pak yoghurt opeten en dat vult mijn maag voor even. Maar als iedereen een klein beetje neemt, genieten we er allemaal van, ook al is het weinig.”

Op de laatste dag bestellen we opnieuw koffie. Dankbaar neemt Conard zijn tweede cappuccino binnen een week in ontvangst. Als we na een half uur vragen waarom hij hem niet opdrinkt, antwoordt hij: “Die neem ik mee naar huis. Dan warm ik hem op en kunnen we delen.” Natuurlijk.

Eva, sponsor van Deborah uit Uganda.

Sponsor Eva: ‘Deborah is mijn spiegel’

Eva is 28 jaar oud en een creatieveling. Ze deed kunstacademie en is inmiddels freelance ontwerper, foto- en videograaf. Ze woont in een sfeervol ingericht appartement in Rotterdam. Eva: “Ik ben opgevoed met het principe om voor je naasten te zorgen.” Dit uit ze onder meer door Deborah te sponsoren. Voor beiden levert dit wat op.