Vluchten kan niet meer: Hoe moet de kerk nu omgaan met transgenders?
Hoe moet de kerk omgaan met transgender mensen? Als theologische werkgroep Rijnsburg verdiepen wij ons in heikele kwesties zoals deze. Wat kunnen we jongeren aanbieden die zoeken naar hun genderidentiteit? En, hoe zit het met de toegang voor transgenders tot de verschillende kerkelijke bedieningen?
Genesis vertelt ons dat onze identiteit ligt in het beelddrager zijn van God (Gen. 1:26). Het onderscheid tussen man en vrouw is hierbij noodzakelijk (Gen. 1:27). Als man én vrouw vervult de mens de opdracht tot beelddrager zijn. Deze functie is in eerste instantie biologisch bepaald want de eerste opdracht (Gen. 1:28) is alleen te vervullen juist door het biologische verschil tussen man en vrouw. Voor het beelddrager zijn van God heb je de biologisch andere nodig.
Omdat het biologische verschil het beelddrager zijn van God door man en vrouw mogelijk maakt kunnen we moeilijk concluderen dat sekse een zelf in te vullen onbepaalde entiteit is. Ook toeval en daarmee ‘foutjes’ heeft geen plaats binnen de Schrift (Psalm 139:13-16). Daarmee lijkt de Bijbel de mens als strikt binair te beschouwen.
Mensen met genderdysforie kunnen zich echter niet identificeren met hun biologische geslacht. Dit kan leiden tot depressieve klachten. Het kan zijn dat genderdysforie komt doordat men is geboren in het “verkeerde lichaam”. Deze zienswijze overheerst het publieke debat. Een andere mogelijkheid is dat veel mannen en vrouwen karaktertrekken hebben die worden geassocieerd met het andere geslacht en een zoektocht naar je “genderidentiteit” daarom heel normaal is, maar dat mensen daar verschillend mee omgaan. Hierbij spelen allerlei zaken een rol, groepsdenken, druk vanuit de maatschappij, vluchtgedrag, onzekerheid, opvoeding etc. Soms leidt dit tot genderdysforie, maar vaak kan iemand deze karaktertrekken tenslotte prima verzoenen met zijn biologische geslacht.
Wat kunnen we zeggen tegen hen die op zoek zijn naar hun identiteit als man of vrouw? Hoewel Gods evenbeeld wordt gevormd door man en vrouw in hun biologisch verschil heeft dit weinig te maken met wie iemand is als mens. Dus het ‘tegenover de ander’ draagt wel wat uit (Het beeld van God) maar zegt weinig over de persoon tegenover God. Dit zien we aan wat de Bijbel zegt over de zogenaamde ’eunuchen’, dit zijn mannen die om politieke redenen waren gecastreerd. Opmerkelijk is dat het voor God niet uitmaakt of iemand biologisch genderloos is, meer belangrijk is dat de eunuch:
‘…mijn sabbat in acht neemt…keuzes maakt naar mijn wil….vasthoudt aan mijn verbond’ (Jesaja 56:4).
Waardoor God de eunuch, die zonder nakomelingen zal zijn, zegent met:
‘…een eeuwige naam, een naam die onvergankelijk is’ (Jesaja 56:5).
De mens tegenover God lijkt hier dus prioriteit te hebben, de menselijke identiteit wordt in de eerste plaats niet bepaald door gender of door hoe wij ons profileren in de wereld. Uiteindelijk is hoe wij tegenover Christus staan bepalend, want zijn liefde zal ons vormen of niet:
‘Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: Gij allen zijt immers één in Christus Jezus’ (Gal. 3:28).
God geeft ons een identiteit door de werking van Zijn liefde in de relatie tot Christus en tot elkaar, die iedere andere identiteit verre overstijgt (Gal. 3:28). Dit antwoord mogen we onze jongeren die op zoek zijn naar hun (gender-)identiteit geven en laten zien (Joh. 13:35).
Met betrekking tot het invullen van bedieningen in de kerk zouden we ter vermijding van een wettische benadering een ‘geloofssprong’ kunnen maken en een ieder, ook mensen met 'genderissues’, ‘beoordelen’ met het instrument dat Jezus ons zelf geeft:
aan de vruchten herkent men de boom (Matt. 7:15-20, Luc. 6:43-45, 1 Joh. 3:6).
Dit zijn de vruchten van de Geest (Gal. 5:22-23), die zijn gevormd zijn door de inwerking van de Geest én de keus van de mens. De inwoning (vervulling) van de Geest en hoe hij door de persoon ontvangen wordt is dus aan de vruchten te zien en vormde in de eerste gemeente de criteria voor het aanstellen van leiderschap. (Hand. 6:1-7).
Aangezien de vrucht uit de liefde is, zou je kunnen zeggen dat je als gemeente op deze manier de keus laat aan God, en dat de gemeente slechts tot taak heeft deze te (h)erkennen. Hoewel dit voorstel misschien revolutionair lijkt, kunnen we onszelf afvragen of dit werkelijk anders uitwerkt dan een beleid waarin bepaalde kerkelijke functies voor transgenders zijn gesloten. Als 'transgenderisme' inderdaad een zonde is, zal er geen goede vrucht zijn, en zal men dus niet in aanmerking komen voor de functie.
Bovenstaand artikel is afkomstig van de theologische studiegroep Rijnsburg, die bestaat uit Jan Valstar, Arthur Wassenaar, Henrieke Schutte-Meerdink en Willem Schutte.
Praatmee