Er hangt een hoog prijskaartje aan wie is verlost door Jezus Christus
Op een aantal plekken in de Bijbel horen we spreken over het vrij- of loskopen van slaven op de slavenmarkt. Het zijn slechts zeer compacte ‘one-liners’ die verwijzen naar een dagelijkse werkelijkheid waar de lezer zich in die tijd een levendige voorstelling van kon maken.
Deze voor die tijd zeer herkenbare situatie wordt in de Bijbel gebruikt als beeld om de betekenis van het kruis mee te verduidelijken. In onze tijd komen dit soort – toentertijd als gangbaar beschouwde – praktijken niet meer voor. Daarom kunnen wij ons dit soort situaties veel moeilijker voorstellen. Het beeld van losgeld betalen kennen wij alleen nog in geval van kidnapping. Daarom zal ik de metafoor van de slavenmarkt wat uitgebreider reconstrueren.
De metafoor
Op de markt van een Romeinse stad worden slaven te koop aangeboden. Men kan een slaaf nemen voor in de huishouding, als leraar voor de kinderen of als persoonlijke secretaris. Slaven worden niet altijd slecht behandeld. Ze zijn voor een deel te vergelijken met moderne werknemers. Het grote verschil met werknemers nu is dat slaven toen niet vrij waren. Het waren geen vrije Romeinse staatsburgers. Ze waren eigendom van hun heer.
Je zult maar een slaaf zijn. Je staat daar op een verhoging op de markt, eigendom van een handelaar. Er komen mensen langs die naar je kijken en je keuren op wat je in hun ogen waard bent. Opeens komt er een man naar je toe, betaalt de prijs en zegt tegen je: ‘Je bent vrij. Ik heb je vrijgekocht. Je mag gaan.’ Je kunt je oren niet geloven, maar je bent ontzettend blij.
Spits van vergelijking
Het punt van deze vergelijking is dat Jezus’ dood een losgeld, een betaling is, waardoor mensen die als slaven ergens aan vast zitten worden los gekocht. Dat heeft Christus door zijn kruisdood voor de gelovigen bewerkstelligd. Tegen de gemeente wordt gezegd: ‘U bent gekocht en betaald, dus wees geen slaven van mensen’. Verder is het niet ongeoorloofd bij dit beeld te bedenken waaraan we vast zaten. We zijn losgekocht van de slavernij van de zonde. Want we waren ‘verkocht onder de zonde’, zo breidt Paulus deze metafoor uit. Tevens onderstreept dit beeld de vrijgevigheid van God, die op eigen kosten voor onze bevrijding betaalde.
Het beeld van de losprijs in verband met verzoening komt ook voor in het Oude Testament. In Exodus 21:29-30 lezen we, dat als een stier een man of vrouw doodt door nalatigheid van de eigenaar, niet alleen de stier gestenigd moet worden maar ook de eigenaar ter dood gebracht moet worden. Nu kan de familie van de gedode persoon ook afzien van de doodstraf voor de eigenaar van dat ‘stotige rund’. Ze kunnen hem de mogelijkheid bieden een afkoopsom, een ‘zoengeld’ te geven als schadeloosstelling, als genoegdoening. Als zij hem dit aanbieden, dient hij dit bedrag volledig als losprijs te betalen. Het is een compensatie voor wat de naaste is aangedaan.
Psalm 49:8-10 lijkt aan deze tekst uit Exodus te denken. Ook deze psalmist gebruikt de metafoor van het losgeld, maar lijkt de regeling van Exodus 21 niet over te nemen. In Psalm 49:8-9 lezen we: ‘Geen mens kan een ander vrijkopen, wat God vraagt voor een leven, is niet te betalen. De prijs van het leven is te hoog, in eeuwigheid niet op te brengen.’ Toch wordt de gedachte, dat iemand een ander die de doodstraf zou moeten krijgen kan vrijkopen, niet ontkent. Het punt dat gemaakt wordt is, dat wanneer voor een rijke de tijd van het sterven gekomen zal zijn, geen afkoopsom kan worden bedongen. Ook al heb je nog zoveel geld, het leven kun je er niet mee kopen. Dat van je broeder niet en dat van jezelf ook niet. Het leven is onbetaalbaar.
De aanleiding voor deze opmerking is de angst voor uitbuiters die pronken met hun rijkdom. Daarvoor hoef je dus niet bang te zijn, zo gaat Psalm 49 verder in vers 18: ‘Want bij zijn dood kan hij niets meenemen, zijn weelde volgt hem niet in het graf.’ In dat kader staat vers 8 van deze Psalm: ‘Geen mens kan een ander vrijkopen’. We moeten uit Exodus 21 namelijk niet concluderen dat er wél een prijs zou zijn die aan God betaald zou kunnen worden om ons te redden van de dood.
Overigens is dit wel vaak gedacht, juist met een verwijzing naar Psalm 49:8. Daar werd dan de gedachte van Galaten 3:10-13 aan gekoppeld. Daar wordt namelijk gezegd dat alleen wie de wet doet zal leven. Maar tegelijk kan geen mens de wet houden. Daarom rust er een vloek op ons. Door aan een paal te gaan hangen, heeft Christus Jezus ons vrijgekocht van deze vloek. Tot zover Paulus in Galaten 3.
Uit onze bespreking van Psalm 49:8-18 zal duidelijk zijn geworden, dat de koppeling aan Galaten 3 een onjuiste exegese geeft van de verzen in deze Psalm, en dus niet gebruikt kan worden om ‘te bewijzen’ dat aan God de losprijs betaald moet worden. De gedachte hier is slechts dat je je leven, dat je van God hebt gekregen, niet met geld kunt kopen. God laat zich niet door geld omkopen. Wat de psalmist wel weet, is dat God kan verlossen van de dood. In vers 16 lezen we: ’Maar mij zal God vrijkopen uit de macht van het dodenrijk’. Ook hier wordt weer de metafoor van het vrijkopen gebruikt. Wat voor mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.
Natuurlijk doet dit denken aan de losprijs die is betaald door de kruisdood van Jezus Christus. We kunnen Matteüs 20:28 en Markus 10:45 aanhalen, maar ook 1 Petrus 1:18-19: ‘U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht (…), maar met kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus.’ Hier wordt de losgeld-metafoor ook gebruikt, maar nergens wordt gezegd dat die aan God moet worden betaald.
Ook uit een tekst als Job 33:24, blijkt dat in die tijd losgeld in verband werd gebracht met bevrijding door God, om iemand uit de macht van het dodenrijk te houden. Volgens Elihu zegt God over iemand die Hij welgezind is: ‘Laat niet toe dat hij in de afgrond afdaalt, Ik heb een losgeld voor hem verkregen’. Hier is sprake van dezelfde gedachte als van die in Psalm 49:16.
In Leviticus 25:47-55 lezen we, dat als een vrij iemand zich uit armoede als slaaf heeft moeten verkopen, hij toch het recht behoudt op loskoping. Hij kan worden vrijgekocht door een familielid of hij mag zichzelf vrijkopen als zijn eigen vermogen toereikend is.
Vervolgens doet dit ons ook denken aan het verhaal van de uittocht, toen de afstammelingen van Jakob (Israël) uit de slavernij van Egypte werden bevrijd. Egypte is voor Israël dé slavenmarkt bij uitstek. Toen bracht het geslachte Paaslam bevrijding, nu brengt Jezus’ dood een nieuwe exodus. Sprak Hij al niet met Mozes en Elia op de berg
der verheerlijking over zijn ‘exodus’? Deze lijn wordt door Jezus zelf gelegd bij de instelling van het avondmaal, waar de betekenis van het Pascha wordt omgeduid: door zijn dood vindt er bevrijding (uittocht) plaats uit de slavernij van de zonde. Het kostbaar bloed van dit Paaslam is het bloed van het nieuwe verbond met God, dat voor
velen vergoten wordt tot een volkomen bevrijding van alle zonden. Daarbij is zonde ‘de slavendrijver, de cipier, de farao uit wiens greep je bevrijd wordt (…). Dat is wat de dood van Jezus tot stand heeft gebracht.’
Kortom: met het beeld van de losprijs wordt gezegd dat God ons door de dood van Christus bevrijdt van een bepaalde gebondenheid. En dat heeft Hem heel wat gekost. Er hangt een hoog prijskaartje aan onze verlossing. We zijn duur betaald.
Dr. Bert van Veluw scheef het boek Jezus’ kruisdood in beeld - hedendaagse en Bijbelse metaforen van verzoening en verlossing. Bovenstaand fragment is uit het boek afkomstig.
Praatmee