GESPONSORD
Lepra doet wat met de status van mensen en hun eigenwaarde zag Hagens. “De ziekte is vaak niet alleen lichamelijk, maar ook mentaal. Mensen worden uitgestoten, kinderen kunnen niet naar school. En dat terwijl er medicijnen gebruikt worden, wat betekent dat een kind niet meer besmettelijk is. Dat is niet te aanvaarden. Vaak denken mensen ook dat het een oordeel van God is: het doet wat met je als je verstoten wordt.”
Verschrikkelijke voeten
In haar werk kwam de verpleegkundige heftige verminkingen tegen. “Soms ook van jongere mensen, dan kon je wel huilen. Als ze bijvoorbeeld met zulke verschrikkelijke voeten binnenkwamen, waarbij we uren bezig waren met speciale zalf zodat de harde huid wat zachter werd. Na dagen werd een gewone voet zichtbaar. Die voet haten ze soms zelfs. Zeker in Thailand, waar het hoofd heilig is, maar de voet niets waard. Het mooie is dat als je er mee bezig bent, mensen ook opknappen.”
Een jonge, zwangere vrouw blijft haar nog bij. De baby was net geboren en ze kreeg medicatie tegen lepra. Maar na de bevalling liet de ene na de andere zenuw het afweten. “Heel triest dat je ziet dat je het dan niet goed kan controleren. Ze liep daarbij verminkingen op. Dat voelt machteloos. Je doet alles wat je kan, toch gaat het dan fout.”
Evangeliseren als verpleegkundige mocht vaak niet, zeker niet in moslimland Indonesië, maar als mensen het moeilijk hadden, vroeg Hagens gerust of ze met hen mocht bidden. “Ze wisten dat ik als christen bad, ik gaf ze ook de ruimte om het niet te willen. ‘Ik bid vanavond voor je’, zei ik dan.”
Bang om aan te raken
Als christen maak je juist het verschil door de leprapatiënten niet als minderwaardig te behandelen. “Mensen zijn bang ze aan te raken. Als je mensen met respect behandeld is dat heel belangrijk. Dat doet wat met ze.”
“We waren eens in het veld, en iemand vroeg of ik naar de hand van een leprapatiënt wilde kijken. Ik nam zijn hand in mijn hand en keek ernaar. Ik zei wat er mee moest gebeuren, hoe de hand behandeld moest worden. Een vrouw die erbij stond, zei tegen mij: “Dat jij zijn hand vastpakte, raakte hem diep. Ik zag het aan hem.””
“In Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië, woonde ik aan de rand van een van de sloppenwijken. Voor een project moest voorlichtingsmateriaal gemaakt worden. Aan de vele hangjongeren die er liepen, vroegen we wat ze ervan vonden. Maar dat we dat aan hen vroegen, dat hun mening belangrijk vonden, dat had een heleboel impact. Later, toen ik net weg was, bleken ze naar me te vragen. Waar is de feranji, de buitenlander?”
“Ik kom het ze niet even vertellen”
Als verpleegkundige gebruikte Hagens niet alleen haar kennis om patiënten te helpen, maar door de tijd heen werd ze ook gevraagd programma’s op te zetten en mensen op te leiden. “Regelmatig leek het alsof de collega’s naar mij opkeken, alsof ik het allemaal wist. Nee, ik weet het niet. Ik kom het ze niet even vertellen. In Ethiopië sprak ik geen Amhaars. Bepaalde kennis wil ik graag overdragen, maar dingen van het land moet ik gewoon leren.”
“Daarin is dankbaarheid enorm belangrijk. Je gaat door moeilijke dingen heen, ook met collega’s. Daar kom je wel doorheen. Ik dacht altijd: wat ben ik een bevoorrecht mens. Dat ik deze ervaringen heb, mag leren en mensen ook met mij geduld hebben gehad. Je bent toch een witte eend in de bijt.”
“Een mooi moment was bij mijn werk in Ethiopië. “Tanny”, zei één van mijn Ethiopische collega’s, “ik zie jou niet als een buitenlander, maar als één van ons.” Dat moet de grondhouding zijn. Je bent niet méér, je doet het samen.”
Je voornaam
Je e-mailadres