God woont bij ons: bijzonder of doodgewoon?
Wat een rare vraag! Natuurlijk is God bijzonder. Wat kan er meer bijzonder zijn dan God? En toch stel ik die vraag, maar ik stel hem nu wat preciezer: is God bijzonder in ons eigen leven? Wat is gewoon en wat is bijzonder in ons leven? Laten we daar eens over nadenken.
Als Jezus in zijn vaderstad onderwijs geeft in de synagoge (Marcus 6:1-3) gebeurt er iets opmerkelijks: zijn plaatsgenoten zijn tegelijkertijd onder de indruk van hem en ze ergeren zich aan hem. Dat zijn twee tegenstrijdige emoties. Hoe kan dat? Ze zien dat hij buitengewoon is, maar toch is hij gewoon die man die ze al dertig jaar kennen, die buurman, die timmerman uit hun eigen stad. Ze zien dat God door hem aan het werk is, en dat vinden ze heel bijzonder. Maar ze kunnen dat blijkbaar niet rijmen met het feit dat Jezus zelf voor hun helemaal niet bijzonder is, maar gewoon een plaatsgenoot, een bekende. Het lijkt wel alsof de grootheid van God niet te combineren is met het gewone dagelijkse leven.
Daar zit iets dieps in, waar we vandaag ook nog van kunnen leren. Want ze laten in hun reactie iets zien dat heel menselijk is. God is inderdaad van een totaal andere orde dan de mens, onbegrijpelijk groot en onbegrijpelijk anders. Toch komt hij naar de mensen toe, past zich aan de mensen aan, en verzekert hen telkens weer dat hij bij hen is. Natuurlijk vinden we dat moeilijk te vatten. Dat blijkt ook wel in het verloop van de bijbel. Zo zegt God in het Oude Testament al tegen Mozes dat zijn volk Hem niet moet oproepen, zoals mensen dat bij andere goden doen, omdat Hij er gewoon altijd is. Zijn naam is: ’Ik ben er, Ik zal er zijn’. Maar we zien in de hele geschiedenis van het volk Israël hoe moeilijk ze het vinden om daarmee om te gaan. Steeds weer worden er beelden gemaakt en andere dingen gedaan om die onzichtbare God op te roepen.
In het Nieuwe Testament zegt God letterlijk dat Hij bij, en zelfs in zijn mensen komt wonen. Zo groot en bijzonder als God is, maakt Hij toch gewoon deel uit van ons dagelijks leven. Maar wat doen wij? Wij zingen in onze kerken allerlei liederen met uitnodigingen aan God om bij ons te komen en we bidden voor, tijdens en aan het eind van de dienst om Gods aanwezigheid. Kortom, we vinden het net als de plaatsgenoten van Jezus moeilijk om te beseffen dat God er gewoon is.
Zo'n manier van doen doet mij denken aan twee geliefden die samen op de bank zitten in hun eigen woonkamer en voortdurend aan de ander vragen: kom bij me! Ons roepen om een God die altijd bij ons is heeft iets absurds.
We vinden het blijkbaar moeilijk dat die bijzondere God ‘gewoon’ bij ons en in ons is. Ik denk dat we daarom zoeken naar speciale manifestaties, naar het grote, het bijzondere, want dat is voor ons gevoel tekenend voor God. En dus passen we ook ons taalgebruik aan als we over God praten Zo zag ik pas nog dat een vriend van me werd aangekondigd als een ‘gezalfde spreker’. Als ze dat bij mij zouden doen, zou ik er iets van zeggen. Want dat woord ‘gezalfd’ suggereert ook weer een speciale aanwezigheid van God, iets bijzonders. God moet immers bijzonder zijn. Maar het lijkt mij beter dat je van een spreker gewoon zegt dat die boeiend spreekt of dat je veel van hem kan leren. Want die God die zo’n spreker helpt om zijn ding te doen is dezelfde God die in jou woont en jou helpt. Doe dan niet alsof zo’n spreker van een andere orde is, maar praat gewoon inhoudelijk over wat hij wel of niet goed kan.
Mijn moeder zei vroeger vaak tegen me dat ze zo graag eens Gods stem wilde horen. Dat idee had ze uit de boeken die ze las, waarin God tot de hoofdpersoon sprak, die dan allerlei indrukwekkende dingen ging doen. Ook weer dat beeld dat er altijd iets bijzonders moet gebeuren als God aan het werk is. Maar intussen was zij iemand die steeds bedacht om iemand te bemoedigen met een bloemetje, of een boek of tijdschrift of iets dergelijks. En toen ze overleed hoorden we al die verhalen van haar buren en de mensen om haar heen, hoe ze altijd net op het goede moment iets voor iemand betekende en mensen hielp om God te leren kennen. God vond het blijkbaar helemaal niet nodig om haar op een ‘bijzondere’ manier aan te spreken, omdat zij al ‘gewoon’ begreep wat Hij in haar leven bedoelde. God was zo geïntegreerd in haar bestaan dat Hij niet opgeroepen hoefde te worden. Hij was ‘gewoon’ voor haar.
Wat een prachtige manier om met God te leven! Geen bijzondere God met bijzondere manifestaties, die bijzondere dingen doet door bijzondere mensen, maar een God die er gewoon is.
Dat is pas bijzonder!
Bovenstaand artikel is aangeleverd door spreker en schrijver Arie-Jan Mulder. Het artikel verscheen eerder in het magazine Uitdaging. Klik hier om de website van Arie-Jan Mulder te bezoeken.
Praatmee