Zijn de Joden nog altijd het uitverkoren volk van God?
God heeft een plan met de hele wereld, alle volken. Hij wil niet dat mensen zonder uitzicht vast blijven zitten in hun zonde en dood en daardoor in hun verlorenheid. Dat is de inhoud van de Bijbel. God legde dat vast in de verschillende gestalten van het verbond van genade. Dat verbond begon Hij al na de zondeval in het Paradijs met de mensheid te sluiten, met Adam en Eva, vervolgens met Noach, daarna met Abraham, Izak en Jakob, en bij herhaling met het volk Israël.
Jezus heeft het genadeverbond tot diepste vervulling gebracht. Hij bezegelde het toen Hij met Zijn discipelen Zijn laatste avondmaal vierde: ‘Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed’ (1 Kor.11:25; vgl. Mt.26:25). De werkelijkheid van het genadeverbond komt uit in een missionaire boodschap, die eigenlijk bestaat uit één Naam: Jezus Christus. God wil dat alle mensen die Naam horen. Hij is namelijk de Redder van de wereld, de hele schepping. God gaf Zichzelf in Hem aan de mensheid, zodat iedereen die in Hem gelooft behouden wordt. Dit hoopvolle bericht voor de wereld tekent zich al af in de verbondsgestalten in het Oude Testament, maar we kennen het vooral uit het Nieuwe Testament.
De schrijver van het boek God’s Chosen People: Promised to Israel, Fulfilled in the Church, A. Blake White, bespreekt de verhouding Kerk-Israël aan de hand van relevante Schriftgedeelten uit het Oude en het Nieuwe Testament. Daarbij legt hij volle nadruk op de nieuwste en meest stralende gestalte van het verbond van Gods genade die we in Christus hebben. De reden waarom ik het boek vertaalde is dat White ons voor het verstaan van Gods verbondsbeloften voor de wereld heel duidelijk wijst op Christus alleen.
Israël: vervuld in Christus, voor de wereld en in de Kerk
Concentratie op Christus in geloof, kerk en theologie is van grote betekenis omdat in de aandacht van velen extreme gedachten over het fysieke Israël of het Joodse volk een overheersende rol spelen. In hun sentimenten ontvangt het nabijbelse Joodse volk in en buiten de staat Israël ten onrechte een lagere of juist een hogere status dan andere volken. Als een beruchte uitloper van het racisme steekt het kwaad van het antisemitisme of de haat tegen het Joodse volk steeds weer de kop op. De extreme tegenhanger – en soms aanjager – ervan is het filosemitisme, een verzamelnaam voor allerlei vormen van buitensporige Israëlliefde met name onder christenen die het verschil met het judaïsme relativeren en vóór of ná de wederkomst van Christus in gevarieerde toonaarden een periode van massale bekering en nationaal herstel van het aardse Israël verwachten met een bijzondere zegen voor de Kerk.
Door White worden de ideologische gevoelens van antisemitisme en filosemitisme resoluut de pas afgesneden. Hij ziet de beweging van het christenzionisme als de voornaamste oorzaak. Met name bestrijdt hij daarin de zogenaamde bedelingenleer (het dispensationalisme), dat wil zeggen de opvatting dat de Kerk een intermezzo is en dat Christus in de toekomst vanuit Jeruzalem samen met een hersteld Israël ‘duizend jaar’ de aarde zal regeren. Zijn bespreking van de betekenis van het bijbelse Israël wijst in een andere richting dan die van de filosofie van een toekomstig aards duizendjarig rijk gecentreerd rond Israël. Door de geciteerde perikopen uit het Oude en Nieuwe Testament met elkaar in verband te brengen en te bespreken in het licht van Christus, helpt White ons om bijbels zicht te krijgen op Israël in verhouding tot de Kerk of de Gemeente. In Christus maakt God een nieuw begin. Er is discontinuïteit. Het oude is voorbijgegaan.
In heel Gods plan, in de hele Bijbel, gaat het om Christus. Hij is de wezenlijke betekenis van het Oude Testament, de vervulling van Gods voornemen de zin is Hij Israël geworden, omdat in Hem de essentie van Gods handelen met Israël wordt belichaamd en geldig gemaakt voor alle volken (inclusief het Joodse volk), waaruit God Zijn ene Kerk bijeenbrengt. Daarom identificeert White het Israël zoals God het bedoelde met de Kerk en haar missionaire roeping voor de wereld. Buiten Christus om kunnen we niet komen tot het verstaan van het wezen van de dingen. Alleen in Zijn licht komen de strekking van het oudtestamentische Israël en de missionaire identiteit van de Kerk en de christenen tot hun recht.
Continuïteit
Maar dat betekent niet dat de oudtestamentische gestalten van het verbond van genade voorafgaande aan Israël en met Israël geen betekenis meer hebben. Er is ook continuïteit. Het nieuwe tekende zich al af in het Oude Testament (bv. Jer.31: 31,32). Met de geschiedenis van genade en oordeel voor het oudtestamentische Israël laat God de wereld Zijn plan van handelen zien met alle volken tot aan de laatste dag. Het oude is onmisbaar om het nieuwe te verstaan.
Heel mooi blijkt dat wanneer Jezus, voorafgaande aan de kruisiging, op een bergtop wordt verheerlijkt door God de Vader. Daar verschijnen Mozes en Elia. Als vertegenwoordigers van het hele Oude Testament tonen zij hoe de oude gestalten van het genadeverbond hun uiteindelijke betekenis krijgen in Hem (Mt.17:3vv; Jer. 31:31vv; Dt.18:15,18)). Na Zijn opstanding maakt Jezus aan de Emmaüsgangers duidelijk ‘wat in al de Schriften over Hem geschreven was’ (Lk.24:27,44; vgl. Lk.16: 29-31).
De nieuwe en finale gestalte van het genadeverbond in Christus is niet beperkt tot de buitenkant alleen, maar het is een zaak van het hart (Jer.31:33). In Hem is de verbondsbelofte universeel geldend, dat wil zeggen gericht aan alle mensen. Bovendien, voor hen die geloven in Hem geldt Gods vergeving van de zonden voor eeuwig.
Uitverkiezing en ‘nationalistisch Jahwisme’
Evenals het Nieuwe Testament, is het Oude Testament Gods heilige openbaring van Christus voor de wereld. Deze koppeling van beide testamenten in één missionair perspectief spreekt voor velen niet vanzelf.
Het oude Israël was al een voorbeeld van verzet ertegen. De missionaire roeping van Israël ten dienste van het behoud van de wereld stond onder zware druk. Veel Israëlieten verstonden de status van hun uitverkoren-zijn anders dan God had bedoeld. Een religieus sentiment van nationalistisch eigenbelang nam de plaats in van het geloof bestemd te zijn om de volken naar de ene en enige God te wijzen. De missionaire roeping waarvan de profeten getuigden en die gevoed werd door het geloof dat Jahweh de God van de hele wereld is, stond tegenover de gedachte dat de Israëlieten door God waren uitverkoren vanwege hun eigen kwaliteiten en prestaties. Zuiverheid van het bloed en gehechtheid aan het eigen land verdrongen de geestelijke band met de ene God, die Israël had bedoeld om de Heiland van de wereld voort te brengen! Daardoor ontstond een verkeerde visie op de volken voor wie God verlossing had bedoeld: Israël tegenover de wereld in plaats van Israël voor de wereld!
In zijn uitleg hoe die onjuiste visie op de volken onder het oudtestamentische Israël ontstond, introduceerde zendingsdeskundige Bob Wielenga de term ‘nationalistisch Jahwisme’. Hij bedoelt daarmee dat sinds de opkomst van de Davidische monarchie de macht in Juda het monopolie werd van een ‘bovenlaag’ van het volk, met name van priesters, hofkringen en bepaalde families. Die elite verkwanselde de taak van Israël om voor de wereld missionair model te zijn. Men maakte er een religieus-nationalistische ideologie van, die de ‘gojim’ (niet-Joden) op afstand hield, behalve wanneer ze als proselieten dezelfde ideologie wilden aanhangen. Op deze manier maakten ze de dienst van JHWH ondergeschikt aan hun religieuze nationalisme, en dat was een van de redenen die Israël beletten om een zegen voor de volken te zijn (Gen. 12:3; Ex.19:5-6; Dt 4:5-8). Er was in de tijd van het Oude Testament geen sprake van naar buiten gerichte zending, maar ook niet van de door God bedoelde aantrekkende zending. Gods plan om door Israël de volkeren met Zijn zegen te bereiken werd verijdeld door de ongehoorzaamheid van Israël. Pas met de komst van Jezus Christus, in wie de betekenis van het oudtestamentische Israël voor de wereld is vervuld, wordt dit religieuze nationalisme doorbroken. Jezus laat in Zijn leven, sterven en opstanding de ware betekenis zien van wat de profeten over de bestemming van Israël hadden gezegd.
De ontsporingen in het uitverkorenheidsdenken ofwel het religieuze nationalisme van het Israël van het oude verbond ontnemen aan Christus Zijn rechtmatige centrale plaats. Dat verschijnsel heeft parallellen gevonden in onze Westerse geschiedenis. De van ouds ‘christelijke’ Westerse cultuur ontwikkelde in de tijd van imperialisme en kolonialisme voorstellingen van racistisch sentiment en nationalistische verkorenheid en superioriteit, waarin andere volken en culturen slechts pasten als onderworpenen. De essentie van de boodschap van Christus werd in veel zendingswerk vermengd met of ondergeschikt gemaakt aan het Westerse superioriteitsdenken.
Letterlijk-geestelijk
Een ander voorbeeld van verzet tegen de christocentrische betekenis van Gods beloften aan Israël als gestalte van het universele genadeverbond, heeft zich onder christenen voortgezet tot vandaag. Het betreft twee soorten gedachten. De eerste is dat we die beloften ‘letterlijk’ moeten nemen en dat ze dan wijzen op een speciale positie en toekomst van het huidige Joodse volk. De tweede, daartegenover, is dat Gods beloften aan oudtestamentisch Israël ‘symbolisch’ zijn en moeten worden ‘vergeestelijkt’ en dat bijgevolg hier op aarde geen concrete, tastbare vervulling ervan te verwachten is.
In een artikel over de uitleg van oudtestamentische profetie zegt Hans van den Herik terecht dat ‘de tegenstelling letterlijk-geestelijk’ ongeschikt is om te helpen verstaan waarom het gaat. Laat hij echter voldoende zien dat beide voostellingen van de oudtestamentische beloften Christus feitelijk kunnen beroven van Zijn centrale plaats in de profetie? Een manier van vergeestelijken die de mensheid van Jezus en de materiële werkelijkheid van de (nieuwe) schepping onderwaardeert doet Christus tekort. Maar dat geldt evenzeer voor de opvatting dat de betekenis van het Oude Testament, zoals gezien in de Joodse exegese, op zichzelf kan worden gelezen en verstaan en dat de Schrift aan Israël tot de wederkomst een uitzonderlijke positie verschaft in Gods heilsplan? Dat Van den Herik ‘tegelijk’ de beloften wil lezen ‘mede' vanuit het perspectief dat het Nieuwe Testament ons biedt’ is in feite een onbegaanbare tussenweg. De sleutel van het Nieuwe Testament tot de Schrift, aangereikt door Christus, laat geen andere sleutels toe, hoe letterlijk of geestelijk ze ook mogen zijn.
Genade en oordeel
Het boek van White laat zien dat een geïsoleerd verstaan van het Oude Testament met behulp van alleen het Oude Testament vanuit het christelijke perspectief onmogelijk is. Hoe interessant en nuttig Joodse lezingen van de Tenach soms ook mogen zijn, we hebben het licht van Christus vanuit het Nieuwe Testament nodig om de wezenlijke betekenis en strekking van de oudtestamentische beloften te begrijpen. Hetzelfde geldt trouwens voor Gods oordelen. Als men meent dat de oudtestamentische herstelbeloften in het huidige Israël en het Joodse volk zullen worden vervuld, waarom zouden dan niet ook de oordelen blijven gelden die God, bijvoorbeeld in Deuteronomium 8:20 en 28:15-68, voor Israël in het vooruitzicht stelt bij blijvende ongehoorzaamheid aan Hem?
Deze benadering van het Oude Testament loopt vast. In de geschiedenis, poëzie, wijsheid en profetie van het Oude Testament zien we afgebeeld hoe God handelt met de wereld en met alle volken tot aan de wederkomst van Christus. Volledig in lijn met alle profetische voorzeggingen in het Oude Testament heeft Christus aan het kruis genade voor alle volken verworven. Hij heeft de oordelen gedragen over alle volken, inclusief het fysieke volk Israël of het Joodse volk. Iedereen, van welk volk dan ook, die nog volhardt in opstand tegen Hem blijft onder het oordeel, maar ieder die gelooft in Christus ontvangt Zijn genade. Het verstaan van het werk van Christus vanuit de hele Schrift verdraagt geen beoordelingen die zonder Hem, ‘tegelijk’ met Hem of ‘mede’ met Hem worden ontwikkeld. Op de berg van de verheerlijking zagen de discipelen, na het verdwijnen van Mozes en Elia, ‘niemand dan Jezus alleen’ (Mt.17:8; vgl. Hebr.12:1-5).
Bijbelstudie
Dit boek kan op twee manieren worden gelezen en bestudeerd: met of zonder de vele voetnoten. De verantwoordingen en verdiepingsstof in de voetnoten zijn vooral van belang voor theologische wetenschappers. Omdat zij doorgaans de voorkeur geven aan bronnen in de oorspronkelijke tekst zijn alle tussen aanhalingstekens geplaatste Engelse citaten onvertaald gelaten. Enkele voetnoten zijn in de vertaling door mij toegevoegd, met de aanduiding: ‘Noot vertaler’. De talrijke citaten uit de Schrift maken het boek heel geschikt voor Bijbelstudie, individueel en in groepsverband. In de weergave van de citaten is in de Nederlandse vertaling gebruik gemaakt van de Herziene Statenvertaling (HSV) of in enkele gevallen van andere vertalingen, als de door de auteur gebruikte English Standard Version (ESV) daarvoor aanleiding gaf. Ik dank Piet Guijt, Ton Marz, Erik Merx en Wim Paas voor hun suggesties betreffende de vertaling en de opmaak van de tekst.
Dr. Steven Paas is theoloog. Hij publiceert onder andere over kerkgeschiedenis, zending en de verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament. Bovenstaand artikel is gebaseerd op het door Paas vertaalde boek van A. Blake White, God’s Chosen People: Promised to Israel, Fulfilled in the Church. De vertaling van het boek is nog niet gepubliceerd, maar is per e-mail ter kennisname op aanvraag bij mij verkrijgbaar.
Praatmee