Mijn vrouw en ik leiden een 'zunig' en relaxed leven
Regelmatig vragen mijn vrouw en ik ons af waaraan andere mensen, die een veelvoud binnenkrijgen van ons bescheiden inkomen, al dat geld in vredesnaam uitgeven. Want wij kunnen heel best rondkomen, al teren we de laatste jaren wat in op ons spaargeld. Dat was dan ook met die bedoeling opzijgezet: ik ben freelancer en ooit besloten we geen huis te kopen, maar te huren.
Dit soort verbazing houdt me al lang gezelschap, vanaf het moment dat de jongens uit de klas van mijn (jongere) broer ineens auto gingen rijden. Wij hadden thuis geen auto en toen ik anderhalf decennium in Amsterdam woonde – althans door de week – reisde ik met het openbaar vervoer en de fiets. Nu ik voorgoed teruggekeerd ben op het platteland en inmiddels ME-patiënt, is dat lastiger. Alleen in het zomerhalfjaar kan ik per fiets de vier kilometer naar de familie in mijn geboortedorp overbruggen. De buurtbus rijdt niet op avonden en in weekeinden. Soms vraag ik mijn vrouw om me te brengen met haar auto.
Weten mensen nog wel dat hun (over)grootouders tot het midden van de twintigste eeuw in kleine huisjes woonden met vaak veel kinderen en dat ze keihard moesten werken en schrapen om rond te komen? Mijn beide grootmoeders kwamen bijna nooit buiten Walcheren, zelfs niet tijdens de evacuatie van 1944/45. Vakantie hadden ze nooit. Maar ze leefden gezellig en op de maat van de seizoenen, en aten groente en aardappels uit eigen tuin. ‘Zunig’ betekent in Zeeland vanouds dat je lang met je spullen doet – milieubewust avant la lettre. In die traditie leefden wij thuis in de jaren zestig, zeventig en tachtig en nu min of meer nog steeds. Buiten het dorp ontbrak ook de druk van het collectief – maakte dat verschil?
Feitelijk zet ons eigen gezin in zekere zin die traditie voort, al heb ik recent helaas mijn volkstuin moeten opgeven. Opnieuw verbazing: onze kinderen blijken althans tot nu toe onze niet op geld gerichte levensstijl – die natuurlijk door mijn gezondheidssituatie wordt ‘bevorderd’ – te delen. De ov-chipkaart die studenten krijgen, helpt daar misschien aan mee, maar het lijkt toch vooral het voorbeeld dat werkt. Erg expliciet, met woorden, zijn we immers niet over onze ‘levensstijl’.
Het fenomeen houdt me al lang bezig. Ooit schreef ik in Amsterdam, uit heimwee, de in 2001 uitgegeven novelle Het café. Een verhaal uit de jaren negentig. Daarin is onder meer mijn hypothese verwerkt dat er een mentaliteitsgrens ligt bij de generatie waarvan ook de ouders nooit de armoede van vóór 1940 aan den lijve hebben meegemaakt. Het kennen van de armoedeverhalen van voorheen kan mijns inziens dus helpen om tevreden te zijn met de situatie van nu en om niet mee te doen aan de afgoderij van het consumentisme en de bijbehorende ik-gerichtheid. Zelf heb ik het consumentisme altijd vermeden, onbewust misschien vanuit eerbied voor de schepping en de doorwerking van bijbelse, antimaterialistische verhaalelementen. Bewust ook, vanuit solidariteit met vorige generaties van – in geval van mijn vrouw en mij – landarbeiders en vissers.
Zunig en relaxed leven – warm aanbevolen!
Dr. Jan Zwemer (1960) woont in zijn geboortedorp Serooskerke. Hij is historicus, schrijver, dichter en voordrachtskunstenaar. Hij promoveerde op een onderzoek naar de SGP en de kerken achter die partij. Bovenstaand fragment is afkomstig uit het boek ‘Eenvoudig leven’ van Sam Janse, Bert de Leede, Koos van Noppen, en Jacques en Paul Schenderling. Deze uitgave is een bijbelstudiebundel die over thema’s als duurzaamheid en levensstijl de brug slaat tussen Bijbel en actualiteit.
Foto: Oostkapelle
Praatmee