De kleren van meisjes zijn niet het probleem
Elk paar jaar laait er wel weer een discussie op over kledingvoorschriften op scholen. Het is een soort boksgevecht dat volgens voorspelbare rondes verloopt.
- Ronde 1: een school heeft kledingvoorschriften.
- Ronde 2: een aantal meisjes (nooit jongens!) draagt kleren die ‘niet kunnen’.
- Ronde 3: de kledingvoorschriften worden van stal gehaald en meisjes moeten naar huis om zich om te kleden.
- Ronde 4: de meisjes komen in opstand.
- Ronde 5: er vindt een gesprek plaats met de meisjes (nooit jongens), waarin wordt verteld dat het echt beter is, omdat ‘mannen nu eenmaal kijken’.
- Ronde 6: de meisjes kiezen eieren voor hun geld, maar zoeken steeds de randen op van de kledingvoorschriften.
- Ronde 7: er is maatschappelijke verontwaardiging, er worden blogs geschreven, en na een tijdje waait het weer over.
Tot over een paar jaar: dezelfde bokswedstrijd, andere boksers. Ik kan het weten, want vijf jaar geleden ben ik aan een blog begonnen over dit onderwerp, naar aanleiding van maatschappelijke verontwaardiging . Die blog heb ik nooit afgemaakt, omdat het toen al weer overgewaaid was.
Deze blog maak ik wel af, omdat ik er wel degelijk iets over te zeggen heb. De kern daarvan is dat ik vindt dat het verkeerde gesprek gevoerd wordt. Drie stellingen daarbij. 1. De kleren van meisjes zijn niet het probleem. 2. Het verkeerde gesprek wordt gevoerd. 3. Kledingvoorschriften zijn nuttig.
1. De kleren van meisjes zijn niet het probleem
Het is een vaak gehoorde reactie: ik wil dragen wat ik wil, als mannen daarnaar kijken, zijn het viezerds die dat niet moeten doen. Ik vind dat dit in de kern helemaal waar is. Als een man of jongen een meisje bekijkt als object, als lichaam, als iets dat opgewonden maakt, is dat niet het probleem van het meisje.
Het probleem zit in hoe de man kijkt. Iets anders is ‘blaming the victim’. We leren meisjes dan dat hun lichaam gevaarlijk is. Dat ze op moeten passen. We leren ze vaak onbewust, dat ze zich moeten voegen naar wat de blik van mannen in hen ziet.
In principe moet een meisje kunnen dragen wat ze wil, want het is de mannelijke blik die fout zit. Jezus legt de lat hoog in de Bergrede: niet alleen ‘geen overspel’, maar zelfs ’niet kijken, geen lust’. In de kern ook weer: niet een vrouw als object of lichaam zien, maar als persoon. En meisjes leren om zo ook naar zichzelf te kijken.
Maar dit is slechts één kant. Daarom punt 2.
2. Het verkeerde gesprek wordt gevoerd
En met de verkeerde mensen. Ik ben helemaal voor het gesprek waarin het gaat over ‘dat mannen nu eenmaal kijken’, als dat gesprek gevoerd wordt met de jongens. Ik lees altijd over meisjes die op het matje geroepen worden, nooit over gesprekken met jongens die gaan over wat zij kunnen doen. Over hoe vrouwen in deze samenleving op allerlei manier tot een ding gemaakt worden.
Met de meisjes moet een ander gesprek gevoerd worden. Kleding is namelijk niet neutraal. Het lichaam is een tempel van de Geest, seksualiteit is een prachtig iets. Daar moet het over gaan: Wat vind je mooi? Wat is schoonheid? Hoe laat je jezelf als persoon zien? En omdat het vaak over christelijke scholen gaat: Hoe eer jij God met je lichaam?
Of algemener en praktischer: Kinderen kunnen best leren dat sommige dingen voor de ene gelegenheid niet geschikt zijn en voor de andere wel. Korte rokjes, spaghettibandjes, maar ook petjes van jongens.
Dit is niet het gesprek dat vrouwen tot dader en ding maakt. (En bovendien mannen ook naar beneden haalt door te stellen dat zij nu eenmaal overgeleverd zijn aan hun driften.) Dit is niet het gesprek waarin het woord ‘hoertje’ over meisjes wordt uitgesproken. Dit is een gesprek met verschillende kanten, waarin het gaat over hoe je anderen ziet als persoon en hoe je jezelf uitdrukt als persoon.
Op deze basis kun je regels stellen. En dat brengt ons bij punt 3.
3. Kledingvoorschriften zijn nuttig
Pubers blijven pubers en pubers blijven zich verzetten tegen regels. Geef ze eens ongelijk. Als jij je hele leven hoort dat hoe jij je kleedt de oorzaak is dat mannen je als een ding zouden behandelen, kom je daartegen in opstand. En de enige manier waarop je dat weet te doen is door nog uitdagendere kleding aan te trekken.
Het andere gesprek, over schoonheid, lichamelijkheid, God eren met je lichaam, is ingewikkeld. Het legt veel meer verantwoordelijkheid bij meisjes, omdat het dieper gaat en persoonlijker is (waarvan ik overigens geloof dat meisjes het prima aankunnen). Het is ook vager: hoe veel of hoe weinig je aantrekt is voor iedereen anders.
En daar komen de kledingvoorschriften om de hoek kijken. Een school moet, mag en kan een grens trekken: dit vinden we oké, dit gaat te ver. Als die grenzen maar niet gemaakt worden en verdedigd worden op basis van wat te verleidelijk voor jongens en mannen zou zijn. Als we het goede gesprek voeren, gaat het over de waarden van de school (dit is ons antwoord op de vraag over hoe je jezelf laat zien’) en niet over een oordeel over meisjes (‘nu ben jij een wandelende verleiding voor anderen’).
Dit is voor mij de kern: We moeten een ander gesprek voeren. Hoe geven we onze kinderen een gezond zelfbeeld mee? Een besef dat ze waardevol zijn, voor ons als ouders, voor God. Geschapen naar Gods beeld en daarmee mooi. Zelfverzekerd. Later komt misschien de notie van gebrokenheid en verleiding. Ik vrees dat de meeste scholen (en misschien ook wel kerken) helemaal niet gewend zijn het gesprek op dit niveau te voeren.
Daarom is het ook een vraag die ik mezelf stel: Hoe kan ik mijn dochters opvoeden met het idee dat ze mooi zijn, dat ze mooi mogen zijn en dat er alsnog nagedacht moet worden over wat je bij welke gelegenheid wel of niet aantrekt?
Deze blog verscheen eerder op de website van Matthijs den Dekker.
Praatmee