De betekenis van het ambt in onze koude ik-samenleving
De kerk is het lichaam van Christus. Hij heeft haar gekocht met Zijn bloed. Hij regeert, onderhoudt en troost haar door Zijn Woord en Geest. Hij is bij haar tot de jongste dag. Intussen is de kerk in Nederland verzwakt geraakt, niet alleen getalsmatig, maar ook in geestelijk opzicht, schrijft ds. J. A. W. Verhoeven in De Waarheidsvriend.
Het ambt als geneesmiddel
Er is al veel nagedacht en geschreven over de vraag hoe wij als de kerk, in deze context geplaatst, onze roeping kunnen vervullen. Voor nu richt ik de focus op één aspect: het ambt. Dat ligt niet zo voor de hand. Het lijkt een stoffig onderwerp, gespeend van elke actualiteit en urgentie. Toch geloof ik dat de gemeente van Christus genezing en nieuwe kracht zou vinden, wanneer ze in geloof zou verstaan wat het ambt betekent, waartoe het is bedoeld, en hoe het vervuld dient te worden.
De aanwezigheid van Christus op aarde realiseert zich niet zonder ambt. Christus belooft bij ons te zijn tot de voleinding van de wereld. Niet lichamelijk, maar door Zijn Geest. ‘De Heilige Geest, de Trooster, blijft bij u tot in eeuwigheid.’
Die presentie van Christus door Zijn Heilige Geest gaat evenwel niet buiten het ambt om. De woorden uit Mattheüs 28 zijn immers gesproken tot de twaalf apostelen. Wanneer jullie de mensen leren alles wat Ik verkondigd heb, dán en zó zal Ik bij u zijn. De aanwezigheid van Christus door de Heilige Geest krijgt concreet gestalte in het ambtelijke werk van de twaalf. Die twaalf zijn de eerste ambtsdragers, apostelen, ooggetuigen, geroepen om het woord van Christus te onderwijzen. Zonder die ambtelijke dienst kan de gemeente niet leven. Scherp geformuleerd: zonder ambt kan de gemeente niet bestaan.
Doel
De Geest van Christus bindt Zich aan het Woord en bedient Zich van het ambt. Waar dat vreemde woord ‘ambt’ valt, komt het geheimenis mee van de aanwezigheid van Christus. Het herinnert ons aan God, Die leeft, spreekt en handelt. Tot Hem moet ik mij verhouden. Voor Hem moet ik verantwoording afleggen. Ik ben dus niet langer het ultieme referentiepunt meer. Daarom sluit het begrip ‘ambt’ niet goed aan bij het (post)moderne leefklimaat. Het botst onmiddellijk op het seculiere denken.
Die twaalf apostelen hebben later hun opdracht doorgegeven aan anderen, aan opzieners en oudsten. Daaruit blijkt meteen wat de essentie van het ambt is: het ambt is bedoeld om de kerk te bewaren bij Christus. Dat wil zeggen: het ambt is erop gericht dat de kerk trouw blijft aan wat de apostelen van Christus getuigd hebben (1 Kor.15:1-5; 1 Tim.6:20; Jud.:3), in welke tijd de gemeente ook komt, in welke situatie, plaats, of cultuur dan ook.
Geschenk en inzetting
De gemeente van Christus kan niet functioneren zonder het ambt. Dat blijkt alleen al hieruit dat Christus Zélf vanuit de hemel de ambten als een geschenk aan Zijn gemeente geeft: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars (Ef.4:1-16). Geen mens, geen synode, geen kerk heeft het ambt verzonnen. Het is door Christus ingesteld. Hij acht het nodig voor Zijn gemeente. Niemand kan tot het ambt roepen dan Hij alleen.
Mogelijk klinkt dit vertrouwd in de oren. Toch ben ik ervan overtuigd dat velen in de gemeente dit niet verstaan. Het ambt wordt gedevalueerd tot ‘vrijwilligerswerk voor de kerk’. Je moet er tijd voor hebben, het moet in je agenda in te passen zijn. Maar door God geroepen worden betekent: ik moet het stuur van mijn leven in Zijn hand geven. Hij voert de regie.
Eigensoortige volmacht
Ambt betekent: ik kom namens een ander, dé Ander. Dat kenmerkt het ambt en geeft aan het ambt een eigensoortige volmacht. Jezus zegt: als in een stad iemand niet naar je luistert, schudt dan het stof van je voeten. Indrukwekkende woorden staan in Johannes 20: als jullie op aarde iemand de zonden vergeven, dan zíjn ze vergeven in de hemel. En omgekeerd: als jullie ze niet vergeven, zíjn ze niet vergeven. Dit gezag van de kerk veroorzaakt onmiddellijk ongemak in onze egalitaire, democratische cultuur. Het ambt verwijst naar Gód en stelt mij voor de vraag of ik bereid ben voor Hem te buigen.
Dit verwijzende karakter van het ambt gaat al te zeer verloren wanneer we over het ambt gaan spreken in termen van ‘leiderschap’. Dan komt het accent namelijk op de verkeerde plaats: bij de charismatische voorganger, die met flair spreekt, die de dingen origineel kan zeggen en op een aantal competenties goed scoort. Een dergelijke kijk op de ambtsdrager leidt tot methodistisch getinte preken. Het komt nu immers aan op de overredingskracht van de spreker. Daarachter steekt een tekort aan vertrouwen dat de Heere soeverein door Zijn Geest geloof en bekering wekt, als leven uit de dood.
Doet de persoon van de ambtsdrager er dan niet toe? Zeker wel! Maar alleen in tweede instantie. Het is van groot belang om te denken over het ambt van Gód uit, van bovenaf, niet van onderop. Want zelfs het beste leiderschap zal niet opgewassen zijn tegen de ontwrichtende macht van de zonde, die zich nestelt in het hart van een zondaar en die zich in onze tijd zo onbeschaamd manifesteert in het secularisme.
Een manier van zijn
Daarmee is niet alles gezegd. Het ambt is geen baan. Het is een manier van zijn. Het stempelt je leven. Het ambt vraagt offers. Het functioneert niet zonder geloof in God, liefde voor de gemeente, hoop op Christus, nederigheid, beslistheid, moed, zorgvuldigheid. En vooral: gebed en dagelijkse overdenking van de geheimenissen van Gods verbond.
Het recent door de synode aangenomen rapport Geroepen en gezonden neemt het op voor de ordinatie van de predikant. ‘Het ambt is dienst aan het Woord’. Dat noteren we met dankbaarheid. Tegelijk: alles staat of valt met de vraag wat we verstaan onder ‘dienst aan het Woord’. Het ambt werkt niet automatisch. Nodig is de levende bediening van het Woord, de dienst van de verzoening, de verkondiging van God en van Zijn grote daden, met betoon van Geest en kracht.
Gemeenschap
Het ambt is niet los verkrijgbaar. Het functioneert in de gemeente, en heeft daarom de gemeente nodig. Als het ambt bedoeld is om de schapen bij de Herder te bewaren, staat het dus in dienst van het bijeenbrengen bij Christus. De Heilige Geest sticht gemeenschap met Christus, in Christus. Omdat er maar Eén Christus is, is er ook maar één lichaam. Dat betekent: waar verdeeldheid is, functioneert het ambt niet optimaal. Nu is er altijd verdeeldheid geweest, want satan zit niet stil. Maar juist in onze cultuur waar ‘ik’ de norm is, heerst een chaotisch uiteenvallen. Ieder gelooft wat goed is in eigen oog, en kiest zichzelf een gemeente uit. De geest van het individualisme brengt verbrokkeling en versplintering teweeg. Dat verwoest de gemeenten en speelt uiteindelijk het secularisme in de kaart.
Ds. J. A. W. Verhoeven is predikant van de hervormde wijkgemeente van bijzondere aard te Krimpen aan den IJssel en voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. Lees hier zijn volledige artikel. Neem een jaarabonnement (€ 49,00). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van deze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!
Praatmee