Jodenhaat in de kerken: het schaamrood verschijnt op je kaken
Het Centrum voor Israëlstudies (CIS) hield afgelopen woensdag een appèldag over ‘Antisemitisme en de kerk’. Een thema waarbij gelijk het schaamrood op je kaken verschijnt. De kerk? Antisemitisme? Hoe bestaat het.
Vertegenwoordigers van verschillende kerken waren aanwezig. Daarnaast ook mensen uit het onderwijs en vanuit de politiek. En er waren gelukkig ook Joodse organisaties vertegenwoordigd. Over deze pijnlijke zaken spreken zonder Joden is bij voorbaat onvruchtbaar. We moeten met Joden in gesprek gaan, of beter nog, we moeten eerst naar hen luisteren.
Na een van de toespraken was er gelegenheid om een vraag te stellen of een opmerking te maken. Een oude Joodse man stond op. Een mooi hoofd met grijs haar en een grijze ringbaard. Hij maakte zichzelf bekend als Wolfgang Kotek, negentig jaar oud, gepensioneerde arts uit Rotterdam. Direct na de Kristallnacht, 9 op 10 november 1938, was hij met vele anderen Duitsland ontvlucht. Die datum waarop de Kristallnacht plaatsvond was niet toevallig, het was de geboortedag van Maarten Luther.
In Nederland bracht Kotek de oorlog door in 14 pleeggezinnen. In Duitsland had hij horror meegemaakt. “Kinderen hadden leerplicht, maar Joodse kinderen gingen niet naar school om te leren, maar om geplaagd te worden. Door de leraren en door medescholieren.” Hemzelf was dat kwaad bespaard gebleven omdat hij illegaal binnengesmokkeld was op een rooms-katholieke school. Dat bleek ook geen paradijs. “Als de leraar binnenkwam moesten we opspringen, met onze hakken klikken en de Hitlergroet brengen. Daarna weer zitten en een kruis slaan. In het gebed werden twee heilanden genoemd. Jezus van Nazareth en Adolf Hitler. Van beiden hing een afbeelding voorin de klas. Pal naast het kruis hing het portret van Hitler.”
“Ik dank mijn leven mede aan christenen die met veel liefde en opofferingsgezindheid voor mij gezorgd hebben, maar ik ben ook bang voor het dubieuze dat sterk is geweest in het christendom. En ik ben bang dat dat weer terug komt.”
November 2020 hebben de kerken in ons land schuld beleden. Er waren mensen die vonden dat daardoor te kort werd gedaan aan de mensen die zich wel heldhaftig hadden gedragen. In veel gevallen zelfs hun leven hadden gegeven. Een denkfout. Ze zijn juist geëerd. In verhalen van veel verzetsstrijders is te lezen dat ze gebukt gingen onder schuldgevoelens. “We hadden meer moeten doen.” Wie zijn wij dan om af te doen aan die broodnodige schuldbelijdenis?
Een pijnlijk probleem is die altijd aanwezige voedingsbodem voor antisemitisme, ook in de kerk. “Er ligt nog veel schuld,” werd opgemerkt. Professor Bart Wallet deed een poging om dat ingewikkelde fenomeen antisemitisme voor ons te verhelderen, ons inzicht te geven in de gelaagdheid van het probleem. Hij wees op het collectieve geheugen dat we allemaal met ons meedragen en waardoor de Jodenhaat zomaar weer kan opleven. Altijd ligt het op de loer.
Een groter probleem dan de haat is wellicht de lauwheid, de ongeïnteresseerdheid. Daar zijn te veel voorbeelden van te noemen. Onlangs kwam ik zo’n voorbeeld tegen in het boek ‘Vertel de verhalen’ (uitgave Stadsdeel Amsterdam-Centrum, tekst Frans Heddema). “Op 8 augustus 1941 kwam het Duitse bevel dat alle Joodse schoolkinderen naar aparte Joodse scholen moesten. (…) Op de vergadering van curatoren en rectoren van het Barlaeus- en Vossiusgymnasium werd op 3 september 1941 geen aandacht besteed aan de verwijdering van de Joodse kinderen. Wel deelde de rector van het Barlaeus mee dat door het vertrek van die leerlingen niet langer een tijdelijk leraar Oude Talen nodig was.”
Op de appèldag werden we opgeroepen om ons te oefenen in de kennis van het verleden. Er valt nog veel te doen. De liefde en de aandacht voor het Joodse volk die er na 1945 binnen de kerken is gegroeid, lijkt nu weer af te nemen. De jongere generatie neemt meer afstand van Israël en lijkt meer gevoel te hebben voor de Palestijnen. Die dubieuze kant van de kerk! Ik begrijp de angst van Kotek. “Ik ben bang dat het weer terugkomt.”
De directeur van het CIS, Joan Bonhof, begon de appèldag met de woorden uit Zacharia 2 vers 8. “Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.” Een sterker aanwijzing voor de kerk is toch niet denkbaar. Vrede zij over Israël!
Bovenstaand artikel verscheen eerder op Zaut.org, een initiatief om een christelijk, actueel, profetisch en nuchter geluid te laten horen in Nederland. Klik hier om de website te bezoeken.
Praatmee