De nieuwe generatie heeft een klerenkast vol seksuele identiteiten ter beschikking
Onlangs las ik een artikel op de BBC over aseksualiteit. Het is een vrij eenvoudig te begrijpen concept, dacht ik. Je hebt mensen die geen seksuele aantrekkingskracht voelen tot andere mensen. Die zoeken dan waarschijnlijk geen partner en geven een andere invulling aan hun leven.
Maar het bleek dat mijn begrip van het concept aseksualiteit allang weer achterhaald was. Want aseksualiteit blijkt veel meer te zijn dan het niet hebben van iets dat de meeste mensen wel hebben. Het is een seksuele identiteit, net als homoseksualiteit of biseksualiteit. En die identiteit bestaat op een spectrum. Zit je op dat spectrum dan ben je ‘ace’. Zo heb je mensen die geen seksuele aantrekkingskracht voelen, maar wel romantische aantrekkingskracht. Sommigen naar het andere geslacht en anderen naar hun eigen geslacht. Je bent dan ‘heteroromantisch’ of ‘homoromantisch’, of je hebt helemaal geen romantische gevoelens en dan ben je ‘aromantisch’. Je kan ook ‘demiseksueel’ zijn, dan voel je je alleen seksueel aangetrokken tot mensen waar je al een emotionele band mee hebt. Een ‘grijsseksueel’ zit een beetje tussen ‘alloseksueel’, het spectrum waar mensen wel seksuele aantrekkingskracht voelen, en ‘ace’ in.
Maar dit zijn slechts de meest gangbare seksuele identiteiten binnen het aseksuele spectrum. Er zijn nog een stuk of zeven anderen, zoals bijvoorbeeld ‘fictoseksueel’, mensen die zich alleen aangetrokken voelen tot fictieve karakters. Die identiteit is weer onder te verdelen in ruim een dozijn subgroepen, zoals ‘tobuseksueel’, mensen die zich specifiek seksueel aangetrokken voelen tot vampierachtige karakters. Dan heb je nog een heel rijtje ‘microlabels’ onder de aseksuele paraplu, zoals ‘cupioseksueel’. Dat zijn mensen die geen seksuele aantrekkingskracht voelen, maar wel een seksuele relatie willen. Al deze identiteiten, sub-identiteiten en micro-labels onder de aseksuele noemer hebben trouwens hun eigen pride-vlag.
Voor veel christelijke volwassenen is dit allemaal een behoorlijke ver-van-mijn-bed-show, maar de Zoomers (generatie-Z) ontkomen er niet aan. Ik las een rijtje obscure identiteiten voor aan mijn tienerdochter en ze kende ze bijna allemaal. Het is een voortdurend gespreksonderwerp onder haar vrienden. Een recente poll van Ipsos toonde aan dat van generatie Z slechts een nipte meerderheid (52%) zich uitsluitend aangetrokken voelt tot het andere geslacht. The Washington Post concludeerde dat onder de volwassenen van generatie Z (18-23 jaar), één op de zes zichzelf als LGBT identificeert. Maar de echte revolutie vindt plaats onder het jongere segment van deze generatie. Geholpen door sociale media, ontdekken ze een scala aan mogelijkheden. Een seksuele of genderidentiteit is niet meer zozeer iets dat zich bij een kleine minderheid tegen wil en dank opdringt, het is een ontdekkingstocht geworden. En als een bepaalde identiteit niet meer goed voelt, dan kun je een andere uitproberen.
Het ontdekken van je seksuele en genderidentiteit wordt steeds vaker gepromoot als een vast onderdeel van de persoonlijke ontwikkeling van tieners. Het gaat om jouw voorkeuren en niet om de verwachtingen van wie dan ook. Het uitvinden en uitkomen voor je seksuele en genderidentiteit, geeft verbondenheid met een groep gelijkgestemden en helpt mensen om zichzelf te definiëren in hun relaties naar anderen.
Wij zitten in gedachten vaak nog steeds met die kast waar mensen die homo of trans zijn op een gegeven moment uit komen. Maar dat beeld lijkt in mindere mate toepasbaar op de ervaring van de Zoomers. Die generatie heeft een klerenkast vol seksuele en genderidentiteiten ter beschikking die gepast, gecombineerd en weer uitgetrokken kunnen worden. Zo kun je een genderfluïde homoromantische grijssseksueel zijn. Of een alloseksuele cishet (cisgender hetero). Voor wie het nog volgt, dat laatste was dus wat men tot voor kort ‘normaal’ noemde.
Je zou denken dat als de LHBT-beweging zo divers wordt, dat haar geloofwaardigheid en slagkracht als maatschappelijke actiegroep eronder gaat lijden. Want als iedereen erbij hoort, met elke denkbare zelfgekozen identiteit, dan raken de belangen van de oorspronkelijke homo’s en transseksuelen wel een beetje ondergesneeuwd. Of er kan een maatschappelijke terugslag komen, waarbij mensen geïrriteerd raken door al die bizar ingewikkelde identiteiten die serieus genomen moeten worden. Wordt de diversiteitstolerantie zover opgerekt dat ze gaat knappen? Gaan mensen op een gegeven moment weer zeggen ‘doe effe normaal’?
Of is dit nog maar het begin? Wordt de zelfbouwidentiteit van generatie Z de norm? Zullen biologie, gezamenlijke menselijke beleving en religie steeds meer aan invloed inleveren? Drijven of verdrinken we straks allemaal in een oceaan van individuele identiteiten?
Ik weet het niet. Het zal hoe dan ook een uitdaging worden voor de kerk om deze identiteitskwesties te navigeren. Wat ik wel denk is dat deze ontwikkelingen niet alleen als bedreigend moeten worden gezien. De vraag is wat mensen beweegt. Al dat zoeken en tasten naar je diepste identiteit, lijkt mij ergens een uiting van heimwee, van verlangen naar een thuis waar iemand je naam noemt en zegt: “Je hoort bij Mij.”
Misschien kunnen we daar als kerk iets mee.
Bovenstaand artikel verscheen eerder op Zaut.org, een initiatief om een christelijk, actueel, profetisch en nuchter geluid te laten horen in Nederland. Klik hier om de website te bezoeken.
Praatmee