In Rome maakte ik kennis met een onbekende wereld: de Rooms-Katholieke Kerk
Toen ik in Rome aankwam om daar te wonen en te werken werd ik mij bewust van een realiteit waar ik onbekender mee was dan ik had gedacht: de wereld van de Rooms-Katholieke Kerk. Hoe kan ik deze wereld van binnenuit leren kennen? vroeg ik mijzelf af. Ik raakte bevriend met een Franciscaner priester. Ik wil je graag wat momenten delen van mijn ontdekkingen in een zo andere wereld.
Vieren
“Geloven is vieren”, zo begon hij toen we ‘zijn’ basiliek Santi XII Apostoli binnenliepen. Het is dan niet zomaar een basiliek bij het Piazza Venezia in Rome: het is er een met status binnen het romeinse klerikale wereldje. Het was begin december, in de aanloop naar het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. De kerk had zich goed voorbereid. De honderden lichtjes maakten het tot een waar lichtfeest. Alle aandacht werd getrokken naar een enorm doek met daarop de heilige Maria, vlak bij het hoogaltaar. Een hoogtepunt zou de komst van de bisschop zijn, zo vertelde hij. Alhoewel hij herhaaldelijk beweerde niet te kunnen zingen, kwam hij tijdens deze hoogtij al zingend -gekleed in een witte pij- in een lange processie de basiliek binnenlopen. Achteraan liep de oude bisschop, met staf en mijter.
Op een dag vertelde hij mij enthousiast in een lokale Siciliaanse bar dat hij het voorrecht had gehad om bij een canonisatie aanwezig te zijn. “Wat is een canonisatie?”, was mijn eerste vraag. Hij lichtte toe dat het om een heiligverklaring ging. Vijf mensen waren door Paus Franciscus heilig verklaard, iets wat een mensenmenigte uit allerlei landen had opgeleverd. Eén van de nieuwe heiligen was John Henry Newman. “Een protestant die de weg teruggevonden heeft”, zei hij met een glimlach. “Ik zie uit naar de dag dat jij volgt”.
IJver
We liepen langs de San Clemente in Rome, een plaats waarvan men beweert dat daar de eerste christenen bijeenkwamen. “Nu moet ik je wat laten zien”, zei hij, wijzend op een hoger gelegen gebouwencomplex. Het leek op een vesting, maar dan wel met een kerktoren. “Een augustijns nonnenklooster”. We liepen er heen, door de toegangspoort, die uitnodigend openstond.
“Het koninkrijk van de hemelen is gelijk aan een klooster in het hart van een stad”, is hoe deze nonnen hun gemeenschap bestempelen. Voor mij is het altijd een bijzondere gewaarwording om een plaats te betreden waar de traditie der eeuwen bewaard is gebleven. Het licht is er letterlijk niet uitgegaan.
We waren op tijd: de zijdeur op het binnenplein bleek open te zijn. We stapten de ruimte binnen. Tralies en een houten ronde trommel in de muur vielen mij meteen op. Wat is dit? Achter de tralies bleek een oude non te zitten, met een zwarte hoofddoek. “Ingesloten zusters” fluisterde hij. Het is mogelijk om bij de nonnen, die dag en nacht voor de stad bidden, advies te vragen. De trommel blijkt een vondelingentrommel te zijn. Aan de ene kant werd een baby erin gestopt om er door een non aan de andere zijde van de muur uitgehaald te worden. Het weeshuis werd in 1872 opgeheven.
“Hoe kunnen deze vrouwen zo lang ingesloten leven?” vroeg ik toen we de weg afdaalden. Niet opgesloten maar ingesloten, omdat het om een vrijwillige keuze gaat. Hij vertelde mij over roeping, toewijding, offers brengen. Over zijn bezittingen die werden beheerd door familie, totdat hij besloot alles te verkopen om bij de Franciscaner minderbroeders binnen te treden. De drie knopen in zijn witte gevlochten koord, dat zijn donkergrijze habijt omhoog houdt, herinneren hieraan bij elke stap: celibaat, gehoorzaamheid en armoede. Het zijn de grondtonen van zijn leven. “Hoe krijg je de verzoeking eronder”, zo vroeg ik mijzelf hardop af. Gebed. Lopen met een kiezelsteentje in je schoen. Andere minderbroeders pakken zichzelf harder aan: een metalen riem met pinnen onder de habijt.
Aanbidding
Inmiddels waren we aangekomen bij ‘zijn’ seminarie, de Pauselijke Universiteit van St. Thomas van Aquino. Het staat ook wel bekend als het Angelicum, van de orde van de Dominicanen. De volgende paus zal hier gestudeerd hebben, of aan het Gregorianum, enkele honderden meters verderop. Een extreem belangrijke locatie dus, besefte ik. “Ik heb weinig met deze kerk”, zei hij knikkend in de richting van Chiesa Santi Domenico e Sisto, pal naast de universiteit. “Het interieur is verschrikkelijk”. We liepen er heen. “Er is een aanbidding”, fluisterde hij toen hij de zware deur opendeed. Hij doopte zijn vingers in het wijwater, knielde en sloeg een kruisje. In de kerk zaten tientallen mensen geknield op een bank, gefocust op het altaar. Daar stond de gouden monstrans, met daarin de geheiligde hostie.
Toen we het licht weer instapten, legde hij uit dat het tijdens de eucharistische aanbidding mogelijk is om direct met Jezus te communiceren. “Je snapt het nu niet, maar als je het eenmaal hebt ontdekt, dan zal je een dieper geloofsleven ontvangen.” Veel verder konden we op dat moment niet over doorspreken. We namen gehaast afscheid; hij moest zich gaan klaarmaken voor de avondmis die hij mocht opdragen in het Italiaans.
Gehoorzaamheid
Hoe liep het met ‘mijn’ priester af? Hij was spraakzaam, enthousiast en had af en toe een kritische noot. Blijkbaar was het te veel van het goede. Na zijn opleiding werd hij overgeplaatst naar wat hij gekscherend ‘Siberië’ noemde. Voor de komende jaren mag hij de mis bedienen ergens in een afgelegen pelgrimsoord in Engeland.
“Geloven is vieren”, hoor ik hem nog zeggen. Maar tegen welke prijs?
Rob van der Dussen schrijft over missie en theologie. Klik hier om zijn website te bezoeken.
Praatmee