Dit artikel is nu opgeslagen in je
dashboard.
Bewaar artikelen in je dashboard.
Het herdersleven was een zwaar en hard leven. Overdag moest de herder de hitte verdragen en ’s nachts de kou. Hij deed vaak geen oog dicht omdat dieven de schapen wilden stelen. Hij was dan ook niet voor niets gewapend met een stok en een staf. Hij bezat een stok om de vijand te doden en hij had een staf om de kudde te hoeden.
Het oud-Nederlandse woord ‘troost’ betekent oorspronkelijk ‘bemoediging’, ‘hoop’, ‘hulp’ en ‘vertrouwen’. De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt het Hebreeuwse woord chamóenie dan ook terecht met ‘moed geven’: ‘Uw stok en uw staf geven mij moed.’ Als je door een dal van diepe duisternis gaat, dan heb je de stok en de staf van de Goede Herder nodig om je moed te geven. De stok is het Woord van God. Het Woord van God is geen stok om de schapen mee te slaan, maar om de schapen te beschermen, te sturen en te leiden. De staf is de Geest van God. Door de Heilige Geest trekt Christus jou dicht naar zich toe en is Hij met je.