Lichamelijk contact was voor Jezus uiting van Zijn liefde voor mensen
De voorbije jaren spraken we wereldwijd over de MeToo-beweging. Terechte aandacht was er voor mensen die lichamelijk te dicht bij de ander kwamen. Psychotherapeuten constateren inmiddels het omgekeerde, ‘nood aan lichamelijk contact’, schrijft Piet Vergunst in De Waarheidsvriend.
Anderhalve meter
Inmiddels leven we al maanden op ten minste anderhalve meter afstand van elkaar. De eerste beleefdheidsvorm die je aan je kinderen leert (het geven van een hand en het noemen van je naam), blijft achterwege. We zijn het inmiddels zo gewend dat elke ontmoeting snel een ongemakkelijke start kan hebben. Immers, rituelen doen ertoe, drukken iets uit. Ja, dat laatste ook: de wijze waarop ik iemand begroet, toont de verbondenheid die je met iemand ervaart. Nu dat wegvalt, maakt dit de samenleving anders.
Artsen uiten hier en daar de zorg dat een samenleving op afstand meer slachtoffers maken kan dan het coronavirus zelf, een uitspraak die ons wel verbaast. En toch, ook psychiaters spreken over het verlangen van onze huid om aangeraakt te worden, wat niet altijd door een mens hoeft te gebeuren, wat ook kan door een dier, bij kinderen een knuffeldier. Wetenschappers geven aan dat aanraken op de juiste manier en de juiste tijd angst en stresshormonen kan verminderen en ons immuunsysteem kan versterken. ‘Huidcontact leidt tot emotionele zekerheid en ondersteuning van het vermogen tot communiceren.’ Voor de christelijke gemeente is deze constatering een punt van aandacht: mensen die minder aangeraakt worden, voelen zich sneller buitengesloten en hebben meer kans om ziek te worden.
Voelbare nabijheid
De voorbije maanden hebben ons geleerd hoe gemankeerd het leven zonder lichamelijk contact kan zijn. Met de ouderling van dienst die bij de kansel op afstand de predikant toeknikt, kunnen we leven. Als je familie of goede vrienden op hoogtijdagen in het leven op de afgesproken afstand moet houden, schuurt dat met ons mens-zijn. Wanneer je met handschoenen aan, een mondkapje voor en een beslagen bril op je neus naast je stervende moeder zit, ervaar je het diepst hoe het coronavirus de menselijke band verstoort.
Voelbare nabijheid, als mens kunnen we er niet zonder. Het is de zonde die scheiding in de wereld maakte, scheiding tussen God en mens, scheiding tussen mensen onderling. Vanaf het begin was het anders, was het goed. De behoefte aan aanraking is ons mensen ingeschapen. Juist in de christelijke gemeente hebben we nu oog voor degenen die ervaren dat er niemand is die hen meer aanraakt.
Christelijke geloofsleer
Het is de Bijbel die ons voorgaat in een positieve visie op lichamelijkheid. De zonde wortelt in onze geest, onze opstand tegen God. De zonde wortelt niet in onze lichamelijkheid. Hiermee houdt verband dat het Woord van God nergens aanleiding geeft tot verachting van het lichaam, ook al is het onderworpen aan de vergankelijkheid. Een positieve waardering van ons lichaam hoort bij de christelijke geloofsleer, een gegeven dat ondergesneeuwd raakte in de tijd dat het Griekse denken over het lichaam als ‘tijdelijk stoffelijk omhulsel’ overheersend was. Als de wijsgeer Plato het lichaam een kerker van de ziel noemt, kunnen we hem niet volgen. De bemoeienis van de Heere met ons mensen raakt ons totale bestaan, niet alleen de geest.
Als gehele mens zijn we geschapen naar het beeld van God. Mens-zijn betekent levend in lichamelijkheid voor Gods aangezicht. In Psalm 84 lezen we over het verlangen naar het huis van de HEERE: ‘Mijn hart en mijn lichaam roepen uit tot de levende God.’ Het is ons lichaam dat ons mogelijkheid tot communicatie geeft. Paulus roept de gemeente van Rome ertoe op (Rom.6:12) ‘de zonde in hun sterfelijke lichaam niet te laten regeren’, maar (12:1) ‘uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig: dat is uw redelijke godsdienst’. Diepgaand is de uitspraak van de apostel dat ons lichaam een tempel van de Heilige Geest is. Wat kan er rijker over gezegd worden?
Jezus’ rondgang
In deze maanden is het onterecht een tekort aan lichamelijke ontmoeting en contact te relativeren met de gedachte dat we kunnen beeldbellen of online vergaderen. Non-verbale communicatie doet in het gewone leven helemaal mee. Aanraking is wezenlijk in een ontmoeting, zodat Jezus na Zijn opstanding nadrukkelijk tegen Maria Magdalena moest zeggen: ‘Raak Mij niet aan.’ Dat was wel het ‘oude normaal’.
In Zijn rondgang op aarde heeft de Heiland vele mensen aangeraakt. In hun leven komt Hij uiterst dichtbij. In Bethsaïda neemt Hij de hand van een blinde, bij de zee van Galilea steekt Hij bij een dove Zijn vingers in de oren en raakt diens tong aan, in de sterfkamer van Jaïrus’ dochtertje pakt Hij haar hand. Dit had plaats in de tijd dat het aanraken van een dode een grote onreinheid was.
Goed, vriendelijk, barmhartig
Het is een onzinnige vraag voor vandaag: ‘Hoe zou Hij in de anderhalvemetersamenleving Zijn weg gegaan zijn?’ Te allen tijde eerde en gehoorzaamde Jezus de overheid. Van Hem kunnen we wel leren dat Hij de ander in elke situatie als mens zíet, dat Hij volkomen gericht is op het leven van de ander. Zijn goedheid en vriendelijkheid maken dat ouders hun kinderen bij Hem brengen, kinderen die Hij omhelst. Zijn liefde en barmhartigheid gaan uit naar de ander, naar de meest kwetsbare, naar eenzamen, stervenden, rouwenden. Lichamelijk contact en menselijke aanrakingen als uitingen van Zijn liefdevol hart deden helemaal mee.
Piet Vergunst is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend. Klik hier om het volledige artikel te lezen.
Praatmee