Waarom wij als kerk met Israël verbonden zijn
De vraag ‘wat betekent Israël nu?’ kan je verschillend opvatten. Ik geef er voor deze bijdrage vooral één antwoord op. Het feit dat Israël er ook vandaag nog is geeft mij hóóp. Ik wil dat proberen uit te leggen en te verbinden met de werkelijkheid van Israël vandaag. Tenslotte laat ik vanuit de praktijk van het Centrum voor Israëlstudies zien, wat de verbondenheid met Israël nu voor ons betekent.
Waarom geeft het mij hoop, dat Israël (nog) bestaat? Omdat ik in het bestaan van Israël vandaag een teken zie, dat God trouw is aan wat Hij gezegd heeft. Dat is de voornaamste reden waarom wij als kerk met Israël verbonden zijn. Wij delen in de aan Israël geschonken verwachting, zegt de Kerkorde van de PKN.
God heeft Abraham en zijn kinderen de belofte gegeven dat Hij hun God wil zijn. Niet omdat Abraham en zijn nageslacht groter of beter was, maar uit eenzijdige liefde (Deut. 7:7,8).
Toen God dat beloofde, vergat Hij zijn universele bedoeling voor heel zijn wereld niet. Integendeel, door Abraham blijft God alle geslachten van de aarde in het oog houden, zegt Genesis 12:3. Toch zal zijn zegen voor de wereld voortaan niet losgemaakt kunnen worden van de specifieke liefde voor dit éne volk, waaruit de Messias geboren is.
Dat laatste geloven wij. We zijn ervan overtuigd dat door wat Jezus Christus gedaan heeft, Gods belofte uit Genesis 12 vervuld is en zijn zegen metterdaad over de hele wereld wordt uitgebreid. Maar betekent dat nu, dat Gods specifieke verbondenheid met dat éne volk is opgeheven? Met die vraag worstelde Paulus, toen hij inzag dat Israël voor een groot deel de Messias niet aanvaardde. Zijn antwoord is, dat God zijn volk onmogelijk kan vergeten of verstoten (Rom. 11:1). Als God zijn belofte zou intrekken, zou deze getuigen van een uitermate wankele hoop. Gelukkig maakt God zijn belofte niet afhankelijk van wat mensen ervan terecht brengen om met deze hoop te kunnen leven. Juist als Israël ter sprake komt in het Nieuwe Testament, gaat het telkens over de blijvende hoop (b.v. Hand. 28:20, Ef. 3:12). God blijft trouw aan wat Hij belooft. Dat wordt zichtbaar in Gods blijvende verbond met Abraham en zijn nageslacht. Die trouw is het fundament van de hoop.
Verbonden met de staat?
Op dit moment heeft het volk Israël een staat. Het is de enige plaats waar Joden onder eigen bestuur in een zekere veiligheid kunnen wonen. Maar juist die staat maakt het voor veel christenen lastig om te zien, dat Gods specifieke beloften voor dit volk blijven gelden. Zij zien beelden van Palestijnen die opkomen voor het recht om te blijven leven op het land, waar hun vaderen al eeuwen lang gewoond hebben. Voor deze Palestijnen, waaronder moslims én christenen, is Israël een bezettende macht. Wanneer wij uit het westen met Arabische christenen spreken over Gods verbondenheid met Israël, kunnen zij dat niet los zien van het concrete volk dat in deze staat woont, die hen het leven moeilijk maakt. Staat God méér aan de kant van Israël dan aan de kant van deze Arabieren, eenvoudig omdat zij geen Jood zijn, zo vragen sommigen zich af.
Wanneer de vraag zo gesteld wordt, vinden verschillende misverstanden plaats. Het is zeker niet zo dat als God specifiek met één volk verbonden wil zijn, alle daden van dat volk gezien kunnen worden als daden waar Hij achter staat. De Bijbel maakt dat voortdurend duidelijk. Bovendien is het ook niet zo dat de stáát Israël gelijkgesteld kan worden aan het vólk Israël. De vereenzelviging van Gods belofte aan Israël met het handelen van de staat Israël trekt de dingen scheef, waardoor het geheim van Gods verkiezing en zijn trouw aan dit volk twijfelachtig lijkt te worden. Daarom is het van belang om goed te luisteren naar wat die trouw inhoudt en op basis daarvan het gesprek aan te gaan, zowel met Joden als met Palestijnen; in het bijzonder met hen die met de Bijbel willen leven, om zo te proberen bruggen te slaan over de grenzen van het conflict heen. Daar zijn goede voorbeelden van te geven.
Verbonden door de Schepper
Ik vroeg tijdens een reis met studenten naar Israël aan een rabbijn van de organisatie Rabbis for Human Rights uit te leggen op welke basis zij hun werk doen. Deze organisatie zet zich in voor rechten van Arabieren en anderen, die lijden onder onrecht. Zij laten hun stem horen en zijn solidair met de lijdende medemens, ook als zij daarmee tegen het handelen van de staat Israël moeten protesteren.
De rabbijn vroeg allereerst aan de studenten, waarom de Bijbel niet begint met het boek Exodus, waarin Gods verbond met Israël staat opgetekend, maar met het boek Genesis. Het antwoord: God begon met álle mensen. Dat zal Israël dus nooit uit het oog willen verliezen.
Met behulp van een midrasj werd dit uitgelegd. ‘Waarom werd Adam alléén geschapen?’ De Misjna, noemt (in Sanhedrin IV,5) drie redenen. ‘Ten eerste om u te leren, dat ieder die één enkel leven te gronde richt, door de Schrift beschouwd wordt alsof hij de hele wereld vernietigt; zo wordt ieder die één enkel leven redt, door de Schrift beschouwd alsof hij de hele wereld redt.’ In de schepping van één mens was de hele wereld immers al opgesloten. ‘Ten tweede: ter wille van de vrede tussen volkeren, omdat niemand tegen een ander kan zeggen: “Mijn voorouder was er eerder dan die van jou”. En ten derde om de grootheid van de Heilige te laten zien. Immers maakt men vele munten uit één stempel en zij zijn allemaal gelijk. Maar de Koning der koningen, de Heilige, vormt ieder mens uit de éne vorm, de eerste Adam, en toch is er geen een als een ander. Daarom behoort ieder persoonlijk te zeggen: “De wereld is voor mij geschapen”.’ Zoals de wereld is geschapen ter wille van Adam, zo zal iedere nakomeling van Adam, hoe verschillend ook, dienen te beseffen dat de wereld is bedoeld voor hem of haar, om er in te leven. Dat onderstreept ieders verantwoordelijkheid: als de hele wereld gemaakt is voor mij, hoe zorgvuldig zal ik daar mee om moeten gaan.
Deze midrasj laat zien hoe de Joodse traditie met die verkiezing en die specifieke liefde van God heeft willen omgaan. Die wordt in deze benadering niet minder. Maar deze verkiezing brengt wel een uitdaging mee, net als elke zegen van God. Dat was de motivatie voor deze rabbijn om zich in te zetten voor Rabbis for Human Rights.
Kan dit geen bruggen slaan? Gods verbondenheid met één volk betekent voor deze rabbijn niet dat God daarmee aan één kant komt te staan. Gelukkig zijn er aan beide zijden van het complexe conflict mensen die vanuit dit diepe besef leven.
Verbonden in de praktijk
Dit voorbeeld laat zien hoe het willen luisteren naar de Bijbel als Woord van God echte verbindingen kan maken, ook al wordt de Bijbel in de Joodse traditie soms anders gelezen dan door ons. Wanneer de Bijbel de basis is, kan er in het gesprek met Israël metterdaad meer zicht komen op de trouw van God en de inhoud van de hoop. Wanneer er erkenning is dat Gods verbond met Israël niet geannuleerd is, ontstaat er principieel ook ruimte om te luisteren naar de wijze waarop Israël zijn eigen weg verstaat in het licht van de Schriften. Om die reden is er vanuit het Centrum voor Israëlstudies iemand werkzaam in Jeruzalem om gestalte te geven aan het samen leven in het verbond van God en het willen verstaan van Gods stem. In dat gesprek willen wij wederkerig van elkaar leren over onze verbondsomgang met God, vanuit hetzelfde Woord waar zij en wij mee leven. Zo komt er ruimte om vragen te kunnen stellen; wij aan hen, en zij ook aan ons. Wat zien wij van het Koninkrijk van God, als wij kijken naar de kerk? Waar is jullie hoop op gevestigd, waaruit blijkt bij jullie dat je verantwoordelijkheid wilt nemen voor de wereld die je van God gekregen hebt? Zo maar enkele vragen die wij niet kunnen negeren: ook dat is een betekenis van Israël nu.
Het is de ervaring binnen het Centrum voor Israëlstudies dat zo’n gesprek mogelijk is en voor twee kanten een verrijking kan zijn. Uiteraard kan er alleen een vruchtbaar gesprek zijn als men gemerkt heeft dat wij Gods blijvende verbond met Israël erkennen. Men zal geproefd moeten hebben dat het ons wat te zeggen heeft, dat de kerk zonder het jodendom een wezenlijk element mist in het luisteren naar Gods Thora. Jezus Christus heeft die niet afgeschaft, zoals we weten uit het Nieuwe Testament.
Ik hoop en bid dat Joden en christenen samen steeds meer ontdekken van de trouw van God, die zijn Woord niet laat vallen. Dat geeft hoop, voor Israël nu en voor ons.
Dr. Michael Mulder doceert Nieuwe Testament en Kerk en Israël aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn, aan de Christelijke Hogeschool Ede en is verbonden aan het Centrum voor Israëlstudies. Bovenstaand artikel verscheen eerder in 'Israël en de kerk', het theologische kwartaalblad van Christenen voor Israël voor theologen en voorgangers.
Foto: Wouter Muskee
Praatmee