Wat de Grote Opwekking tot ons te zeggen heeft
Van George Whitefield (1714-1770) kan gezegd worden dat hij de grootste evangelist is aller tijden. Tijdens zijn leven barstte de Grote Opwekking uit in Engeland en Amerika. Whitefield preekte veertig tot zestig uur per week, en dat wel voor dertig jaar lang. Hij sprak niet alleen in huiskamers, maar ook voor menigten van twintig- tot veertigduizend mensen. Alhoewel hij wordt gerekend tot het methodisch calvinisme, was hij in feite een Anglicaanse priester tot aan het einde van zijn leven. Sommige protestanten bekeken hem daarom argwanend, en dachten dat hij als een incognito Jezuïet de mensen aan de paus van Rome probeerde te binden.
Een opwekking komt van God
Aan het begin van de achttiende eeuw bevond Engeland zich in geestelijk verval. Er waren wat kleine gebedsgroepen overgebleven uit voorgaande glorietijden, maar van een sterke roep om herleving was geen sprake. Toen brak het jaar 1735 aan. God richtte vier afzonderlijke mannen op om de wereld in vuur en vlam te zetten. In de maand april ervoer George Whitefield in Oxford de zekerheid van het geloof, daarna kreeg tijdens Pasen John Cennick in Londen een zelfde ervaring. Kort daarna volgden twee mannen in Wales, Howell Harris in mei en Daniel Rowlands in juni of juli. De mannen kenden elkaar niet en wat hen veranderde was niet door middel van mensen tot stand gekomen maar door een ontmoeting met God alleen. Wat zij geleerd hadden van God begonnen zij te preken, en tienduizenden kwamen tot bekering.
Een opwekking leidt tot grote tegenstand
Enkele jaren nadat George Whitefield de noodzaak van de wedergeboorte ontdekte, ontmoette hem in het jaar 1739 voor het eerst stevige tegenstand. Hij ontdekte dat zijn opvatting haaks stond op wat de meerderheid van de geestelijke leiders van zijn tijd geloofden. Hij begon tegen deze leiders te preken als blinden die anderen misleidden. Later gaf hij toe te veroordelend te zijn geweest, maar toen hadden de meesten Anglicaanse kerken de deuren al voor hem gesloten. Hoewel het hem tegenstond was zijn reactie “Dank God, de velden zijn open!”. Het lijkt dat hij deze stap uit verzet maakte; toch probeerde hij loyaal te blijven aan de Anglicaanse kerk door binnen hun kaders te blijven werken. Na verloop van tijd probeerde de Anglicaanse Kerk hem officieel te veroordelen, maar het mislukte. Om hem het zwijgen op te leggen werd door middel van (vaak) anonieme pamfletten geprobeerd Whitefield in een kwaad daglicht te stellen. Zelfs een toneelstuk werd over hem gemaakt. Dit alles deed hem niet stoppen om door te gaan, alhoewel het hem wel degelijk hinderde.
De meest directe aanvallen ondervond hij tijdens zijn preken. Niet alleen de plaats waarop hij stond te preken werd meer dan eens onder zijn voeten afgebroken, ook werd hij eens vol geraakt door rondvliegende stenen. Maar in deze situaties had hij hetzelfde vuur als John Wesley. Zo werd bijvoorbeeld Wesley’s preek in het jaar 1743 hardhandig verstoord door rebellen die in het gebouw een grote ravage aanrichtten. Ze bedreigden allen te vermoorden, en zwoerden dat het voor Wesley de laatste keer was dat hij daar gesproken had. Meteen bevestigde Wesley het tegendeel door hen te verkondigen dat Christus voor hen allen gestorven was.
Laat een opwekking niet tot onnodige verdeeldheid leiden
Tijdens zijn studietijd in Oxford werd George Whitefield uitgenodigd door John en Charles Wesley om deel te nemen aan de Holy Club, een klein onbekend groepje studenten wat samenkwam om elkaar aan te vuren in de toewijding aan God en het doen van goede werken. Normaliter besteedden zij drie uren in de morgen in het bestuderen van de Bijbel in het Grieks en het bediscussiëren van geschriften uit het verleden. George Whitefield was een van de eersten uit deze groep die tot geloof kwam.
Toen John Wesley zelf de nieuwe geboorte ervoer na zijn ‘mislukte’ missionaire reis naar Georgia in Amerika was George Whitefield al in de open velden aan het preken. Whitefield zag in John een goede vriend en medestrijder en introduceerde hem aan zijn hoorders. Inmiddels was zijn publiek uitgegroeid tot duizenden. Tijdens Whitefield’s missionaire reis naar Amerika sloeg John Wesley echter een andere weg in. Hij predikte de wedergeboorte, maar ontkende de opvatting van de volharding van de heiligen en leerde de mogelijkheid om een perfect christelijk leven te leiden. George Whitefield voelde zich genoodzaakt om zich van de Wesley’s te distantiëren, maar het was met pijn in zijn hart. Zo ontstonden er twee belangrijke stromingen in de opwekkingsbeweging.
Na verloop van tijd besloot Whitefield dat hij er alles aan zou doen om verdeeldheid tegen te gaan, maar tegelijkertijd wilde hij niets af doen van de Bijbelse doctrines. Zo bedankte hij voor de uitnodiging van Ralph en Ebenezer Erskine om naar Schotland te komen op voorwaarde om daar enkel te preken voor hun afgescheiden groep van de Kerk van Schotland. Desalniettemin vertrok hij naar Schotland en preekte voor een ieder die hem maar wilde ontvangen.
Whitefields groep van volgelingen groeide gestaag, maar toch gaf hij de mogelijkheid op om een eigen tak van het methodisme te verder uit te bouwen. Toen het vuur van de onenigheid tussen Whitefield en de Wesley’s was uitgedoofd, begon hij zelfs samen te werken en te preken vóór John Wesley. Zijn wens was dat, wanneer hij kwam te overlijden, zijn vriend John Wesley de preek zou verzorgen, wat deze dan ook deed in het jaar 1770.
Whitefield verlangde Christus’ zaak te dienen en hij wilde niet zijn eigen koninkrijk bouwen. Sommige tijdgenoten vonden dat hij te ver ging door samen te werken met de Wesley’s. Verrassend genoeg leidde Whitefields samenwerking met de Wesley’s ertoe dat het Wesleyaanse methodisme sterk beïnvloed werd door Whitefields calvinistische theologie.
Rob van der Dussen volgt een kerkplantingstraining in Rome. Klik hier om zijn website te bezoeken.
Praatmee