Doen de levens van Dalits er ook toe?
Maar weinig Nederlanders weten iets over het leven van de Dalits in het India van vandaag. Er zijn meer dan 300 miljoen van deze onaanraakbaren in de Indiase maatschappij. Toch is er in ons land geen aandacht voor hun al 3.000 jaar durende slavernij in het kastenstelsel van de Hindoes, schrijft dr. Klaas de Jong.
Onze onbekendheid met hun mensonterende situatie komt doordat deze onderdrukte mensen niet in staat zijn om hun stem te verheffen. Voor hen geen demonstraties zoals de door Black Lives Matter georganiseerde massabetogingen. Een figuur als Martin Luther King hebben ze ook niet. Toch is er ook onder hen iemand met een droom. Dat is Elisha Chowtapalli die na zijn bekering tot het christelijk geloof de droom kreeg om in zijn dorp een weeshuis op te richten en vervolgens ook nog een voedselcentrum voor weduwen en een school.
Chowtapalli is een van de zeer weinige Dalits die het schrijven beheerst. Hij schreef een boek over hoe het werkelijk is om een onaanraakbare te zijn in India. Het is een verbijsterend verhaal. Officieel is discriminatie sinds de onafhankelijkheid van India in 1947 verboden maar de realiteit is heel anders. De Dalits worden nauwelijks als mensen gezien en horen niet bij een van de kasten maar eronder. Ze mogen niet samen met leden van een kaste eten, niet huwen met iemand uit een kaste, niet de woning van iemand uit een hoge kaste binnengaan en helemaal niet iemand uit een kaste aanraken. Die zou daardoor onrein worden. In veel plaatsen zijn tempel en dorpsplein voor hen verboden gebied. Er zijn zelfs voor ons lachwekkende verboden zoals het dragen van sandalen in aanwezigheid van iemand uit een hoge kaste.
Do Dalit lives matter? Doet het leven van Dalits er toe? Chowtapalli schrijft: “Als een Dalit sterft, is er niemand uit de kasten die treurt maar wel als bij een van hen een koe doodgaat.” De talloze misdaden tegen Dalits worden zelden bestraft. Maar het ergste is wellicht de situatie van de onaanraakbare kinderen. Nergens ter wereld komt er zoveel sterfte voor onder kinderen als in India en nergens is er zoveel kinderarbeid. Chowtapalli kan er uit eigen ervaring over meepraten. Hij werkte als kind in de steengroeve in zijn dorp; zware en gevaarlijk arbeid zonder machines.
De meest inhumane en onterende vorm van exploitatie van kinderen is de in India eeuwenoude praktijk van dwangarbeid. Het kind wordt hierbij [tijdelijk] verkocht aan een werkgever die aan de ouders een lening in de vorm van goederen verstrekt voor een bepaalde periode. De kinderarbeid wordt beschouwd als het onderpand voor de lening en doortrapte rijke mannen werven zo kinderen voor een kleine lening met een woekerrente.
Deze praktijk komt op het platteland veelvuldig voor. De kinderen zijn gedwongen om te werken voor de geldverstrekker in ruil voor de lening aan de ouders of de familie. Ze kunnen niet weggaan zolang de schuld bestaat. Voor hun werk krijgen ze een heel klein bedrag betaald. De meerderheid van deze kinderen is Dalit. Deze kinderen zijn jarenlang gijzelaars. Het recht om naar school te gaan kan niet worden uitgeoefend doordat ze al op jonge leeftijd vastzitten in arbeid die voor de werkgever erg profijtelijk is.
In de steden zijn de kinderen bedelaar of zoeken ze eten in de afvalbakken van restaurants. Chowtapalli schrijft: “Hoeveel honger moet je hebben om bananenschillen te eten? Soms ontstaan er gevechten om dit afval.”
Chowtapalli hoopt met zijn boek een bijdrage te leveren aan de strijd om 3.000 jaar slavernij te beëindigen. Hij ziet in dat er goed onderwijs nodig is om de Dalits mondig te maken maar hij vestigt ook zijn hoop op steun van zijn broeders en zusters in de rijke westerse wereld. Die steun is nu heel hard nodig want door de lockdown in India is sterven door honger een groter gevaar dan corona voor de Dalits die meestal dagloners zijn en nu zonder inkomsten zitten.
Praatmee