'De oogst is groot', zei Jezus: is de tijd van oogsten voorbij?
‘Hij zei tegen zijn leerlingen: “De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders”’ - Matteüs 9:37. Geldt deze uitspraak van Jezus ook voor onze tijd? Voor alle landen in de wereld?
Of zijn er inmiddels uitzonderingen? Ons land, bijvoorbeeld.
Kan het zijn dat wij op dit moment helaas moeten concluderen: de tijd van oogsten is voorbij? De oogst waarop we hoopten, waar we voor baden, wordt alsmaar minder.
Is deze uitspraak van Jezus niet tijd- en plaatsgebonden?
Geloven we nog in de oogst?
Volgens Hem was er juist sprake van een grote oogst.
Laten we teruggaan naar toen!
Stel dat je die vraag had gesteld aan de toenmalige geestelijk leiders.
Op basis van de vele voorvallen in de evangeliën denk ik dat zij het niet eens waren met Jezus. Gezien de botsingen en discussies kun je opmaken dat er een diepe kloof was ontstaan tussen de ‘vrome Joden’ en de rest van Israël. Twee aparte werelden die elkaar niet meer konden bereiken. In hun ogen werd de oogst voor God klein, heel klein. De schriftgeleerden moeten uitermate bezorgd zijn geweest. Hadden zij niet te maken met de schare die de wet niet kent? De Romeinen waren de baas. Heidenen hadden het voor het zeggen. Bewogenheid voor tollenaars en Romeinen kenden zij daarom niet. Ze werden beschouwd als vijanden van God. Hetzelfde gold voor het ‘gewone volk’, de mannen en vrouwen die de wetten van Mozes niet meer onderhielden. De schriftgeleerden verachtten hen. Ze werden gemeden om zo zelf onbesmet te blijven.
Zij geloofden dus niet in een grote oogst, verre van dat!
Jezus had een compleet andere visie.
Volgens Hem was er juist sprake van een grote oogst.
Jezus was bewogen met het lot van de zieken, de tollenaars, de zondaars en de Samaritanen. Hij deelde de vooroordelen niet. Hij doorbrak barrières. Hij wist hun vertrouwen te winnen en slaagde erin hen te bereiken met het Evangelie. Daarom maakten de farizeeën Hem uit voor een ‘veelvraat, een dronkaard, een vriend van tollenaars en zondaars’ (Matteüs 11:19).
Telkens als Hij de mensenmassa zag, die Hem volgde, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder. Vandaar dat Hij tegen Zijn leerlingen zei: ‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders’ (Matteüs 9:36-37).
Mensen kunnen heel verschillend oordelen over de geestelijke situatie van een land.
Eerst leek het of niemand belangstelling had voor ‘geestelijke zaken’. Maar toen Jezus kwam, lukte het Hem hun wereld binnen te treden en hun vertrouwen te winnen.
En zie daar, een grote oogst voor God!
Is dat nu ook nog mogelijk?
Jezus heeft arbeiders nodig. Arbeiders die geloven in de oogst, maar die ook beseffen dat de oogst er niet zomaar is. Voor een oogst moet gewerkt worden. Ploegen, zaaien, wieden. Hij heeft arbeiders nodig die geduld hebben en die de fijngevoeligheid en bewogenheid van de Geest bezitten.
Geloven in de oogst is werken voor de oogst.
Laat het maaien maar aan God over (Matteüs 13:41).
Deze overdenking verscheen eerder op de Facebookpagina van ds. Arie van der Veer.
Praatmee