Mijn moeder woont in een verpleeghuis
Mijn moeder heeft Alzheimer in een behoorlijk vergevorderd stadium. Sinds ongeveer drie jaar woont ze in een verpleeghuis, nadat het thuis echt niet langer ging. Mijn vader was erg trouw, net als veel andere partners en familieleden trouwens. Hij kwam twee keer per dag bij mijn moeder in het verpleeghuis. Elke avond bleef hij tot mijn moeder in slaap viel. "Je laat me hier toch niet alleen?", zei ze dan. Dit hield mijn vader vol totdat hij ziek werd, kort daarna is hij overleden. Mijn moeder vraagt - op haar manier - nog regelmatig naar hem. De Alzheimer maakt dat ze niet begrijpt dat hij er niet meer is.
Toen de verpleeghuizen ruim zes weken geleden gesloten werden, begreep ik absoluut de noodzaak hiervan. Nu wordt deze periode met - opnieuw - vijf weken verlengd. Voor een grote groep mensen is dit - voorzichtig uitgedrukt - vreselijk ingrijpend, hartverscheurend.
Vier keer per week bezocht ik mijn moeder in het verpleeghuis. Net als toen ze nog thuis woonde, dat is ook de visie van de zorginstelling trouwens: net als thuis. Heel mooi! Ook mijn beide zussen kwamen zo regelmatig. Nagenoeg elke dag was een van haar naasten bij haar. Als we er waren hielpen we haar met drinken, dat kan ze ook niet meer zelf. Bij mooi weer gingen we met haar wandelen, ze is aan haar rolstoel gekluisterd. We knipten haar nagels en zorgden voor haar kleding. Urenlang zaten we naast haar terwijl zij onze hand vasthield en tegen ons aanpraatte. Op haar manier natuurlijk, door de Alzheimer kan ze niet meer zeggen wat ze eigenlijk wil zeggen. Ze is broos, volledig afhankelijk van de zorg en aandacht van anderen. Begin dit jaar was ze behoorlijk ziek, elke dag waren we bij haar, gelukkig kwam ze er weer bovenop. Regelmatig hielpen we als vrijwilliger op de groep. Met het koken van de warme maaltijd, bij het ontbijt, wanneer er een uitje was. Net als thuis. Niet omdat wij zo goed zijn, maar gewoon, uit liefde voor mijn moeder. Om iets te kunnen betekenen voor andere bewoners, om de medewerkers een klein beetje te ontlasten.
Doordat we zo vaak en regelmatig bij haar kwamen, herkende ze ons - naar maatstaven van de Alzheimer - nog redelijk goed. Meestal moest ze lachen als ze ons zag binnenkomen of wanneer ze ons ineens in het oog kreeg terwijl we al een poosje naast haar zaten. Het deed haar goed als we bij haar waren, wanneer we haar hielpen, haar hand vasthielden, naar haar luisterden, met haar konden lachen, met haar konden huilen. Elke keer vroeg ze ook weer: "Gaan we nu naar huis?".
Van de ene op de andere dag kwamen we niet meer. Het verpleeghuis ging op slot. Beeldbellen en kaartjes sturen werden aangemoedigd als alternatief. Maar mijn moeder weet niet meer wat een kaartje is, laat staan dat ze dit zou kunnen lezen. Hoe ze moet beeldbellen is voor haar een groot raadsel. Van het ene op het andere moment viel al haar familie, viel al het vertrouwde voor haar weg. Kwamen we ‘gewoon’ niet meer. Ze begrijpt het niet.
We zijn erg blij met de goede zorg die onze moeder ontvangt. Dat wil ik duidelijk gezegd hebben. We zijn ook blij dat er op haar afdeling en in haar huis geen coronabesmettingen zijn. De medewerkers doen hun uiterste best. Ook om wanneer we Skypen - vier keer per week, we proberen het ritme zo goed mogelijk vast te houden, heel belangrijk zegt ook Alzheimer Nederland - de tablet onder de aandacht van mijn moeder te brengen. Zo kan ze ons toch even zien, kan ze toch even onze stem horen. Al lukt dat niet goed met het kleine schermpje van de tablet. Af en toe reageert ze verrast, lijkt er iets van herkenning te zijn. Soms kijkt ze onbegrijpend de kamer rond, waar toch ineens onze stem vandaan komt.
Hoe moet dit nu verder? We konden mijn moeder inmiddels meer dan zes lange weken niet bezoeken. Soms, op een helder moment, vraagt ze tijdens een Skypegesprek ineens: "Wanneer kom je weer? Waar blijf je toch?". Gisteren zei ze ineens: “Je bent al heel lang niet geweest!”.
Geen slecht woord over de inzet van de medewerkers op de afdeling, zij doen hun uiterste best voor ‘hun’ bewoners. Als familie ken je je echtgenoot meestal al heel lang, als zoon of dochter ken je je vader, ken je je moeder al een leven lang. Dan heb je soms aan een half of een gebrekkig woord genoeg. Zegt een blik soms meer dan duizend woorden. Het karakter van mijn moeder is gelukkig niet echt veranderd. Je ziet, merkt, hoort, signaleert dingen. Soms gaat er wat mis, soms kan iets beter op een andere manier. Dat maken we bespreekbaar, daar is ook ruimte voor. Er is een wisselwerking. Andersom wordt ook weleens iets gezegd. En dat is goed, dat houdt 'het systeem' op een gezonde manier in stand. Ook dat is nu weggevallen.
De vraag die steeds vaker opkomt is of voldoende wordt beseft wat de consequenties zijn. Voor mensen als mijn moeder en voor heel veel anderen. Onlangs hoorde ik een verpleeghuisdirecteur in een radioprogramma bijna triomfantelijk vertellen over de rust die op de groepen heerst. Bijna leek het alsof bezoek beter maar helemaal verboden zou moeten worden, dat vrijwilligers in het geheel niet gemist werden.
Ik las oproepen van professionals. Om gebruik te maken van digitale middelen. Om toch vooral kaarten of handgeschreven brieven te (blijven) sturen. Ik zag het op tv, hoorde het op de radio, las het in de krant, in een coronanieuwsbrief. Mijn moeder weet niet meer wat een kaartje of een brief is, laat staan dat ze het zou kunnen lezen. Bellen kan ze niet meer, het schermpje van de tablet is te klein, ze ziet het niet, begrijpt het niet. En mijn moeder is niet de enige, echt niet.
Ik vraag me af of dit besef er voldoende is, ook bij de professionals. “Er wordt op dit moment veel óver deze mensen gesproken, zelden mét” schreef een van de ouderenbonden me onlangs in een mail. De menselijke maat lijkt af en toe te ontbreken in de hele discussie en dat maakt het extra pijnlijk.
Je leest vreselijke berichten, over besmettingen in verpleeghuizen en over al het leed dat dit met zich meebrengt. Over het gebrek aan beschermende middelen, zorgmedewerkers die niet meer naar hun werk durven of die - uit angst voor corona - ontslag nemen. Dat is vreselijk, zonder twijfel. Dat wil niemand! We prijzen ons gelukkig dat dit bij de zorginstelling waar mijn moeder woont niet aan de orde is. Aan de andere kant lees je soms enthousiaste en positieve berichten van verpleeghuizen die erin geslaagd zijn om de besmettingen binnen de perken te houden. Dat is fantastisch nieuws, begrijp me goed! Maar cijfers of resultaten mogen wat mij betreft geen doel op zich zijn!
Een menselijke oplossing zou kunnen zijn om te zoeken naar maatwerk. Natuurlijk, beperkt en met alle nodige voorschriften en veiligheidsmaatregelen van dien. Op een manier waarop de kans dat - via iemand die geen medewerker is - het virus binnen zou komen tot een absoluut minimum wordt beperkt. Natuurlijk willen ook wij niet dat er meer mensen besmet raken, zeker niet bij deze kwetsbare groep. Er zal alles aan gedaan moeten worden om dat te voorkomen. Daar zijn manieren voor denkbaar.
In de discussie die gevoerd wordt rondom deze groep mensen missen we soms de gevoeligheid richting de ouderen, richting partners, richting familie. En als we dan iemand weer een oproep horen doen om toch vooral kaartjes te blijven sturen en te blijven bellen, denken we aan onze moeder, denken we aan een aantal andere bewoners van haar groep, denken we aan de verhalen die we van anderen horen. En vragen we ons af of de persoon in kwestie een idee heeft waar hij of zij het nu precies over heeft. Pijnlijk. Soms begrijp ik het echt niet.
Iedereen beseft dat de verpleeghuizen niet zomaar weer voor alle bezoek opengesteld kunnen worden. Ook over nog eens vijf nieuwe, lange weken niet. Voor sommige bewoners en hun familieleden zal het krijgen van een kaartje en de mogelijkheid om te (beeld)bellen voor nu wellicht nog even voldoende zijn. Eerlijk is eerlijk, soms horen we ook familieleden zeggen: "Ik vind het wel even rustig zo". Voor anderen geldt dit écht niet. Daar kan naar gekeken worden in het zoeken naar mogelijkheden. Er zijn oplossingen denkbaar. Maar nog eens weken zo... voor mijn moeder een onvoorstelbaar lange periode!
Reageren? Stuur hier een e-mail naar Hans Borghuis
Praatmee