Stefanus werd gemarteld om zijn geloof in Jezus - voor hem is de Bijbel onmisbaar
‘Aan de andere kant van de tafel in een gezellig pizzatentje zit broeder Stefanus. Een wonder, twee jaar lang zat hij vanwege zijn geloof in de gevangenis. Daarom vraagt hij het direct: “Weet je zeker dat je niet bent gevolgd?” Mijn ogen dwalen door de eetgelegenheid. “Volgens mij niet”, zeg ik, “maar zeker weet ik het niet …” Broeder Stefanus heeft veel meegemaakt, en hoopt nu op een vertaling van de Bijbel in de P-taal. Omdat hij weet wat voor honger christenen hebben naar de Bijbel in hun eigen taal.
De steun die broeder Stefanus uit z’n geloof haalt houdt hem staande. Hij loopt moeilijk. Ik weet dat hij gemarteld is, maar durf er niet naar te vragen. Hij zat gevangen in een gevangenis vlakbij de hoofdstad, in een speciale afdeling voor mensen uit de ondergrondse kerk. Op die manier werden ze gescheiden van contact met andere afdelingen. Deze gevangenen konden geen bezoek ontvangen en hadden op geen enkele manier toegang tot de Bijbel. Dat was heel moeilijk. Als Stefanus toch de kans kreeg om een medegevangenen te ontmoeten, bemoedigden ze elkaar en leerden ze elkaar Bijbelteksten. Stefanus komt uit een welgestelde familie en heeft contacten bij de inlichtingendienst, zodat hij op de hoogte blijft van wie er gevolgd worden. In zijn land worden er meerdere talen gesproken en hij onderhoudt contacten met christenen uit die verschillende taalgroepen.
Ik ben sinds gisteren in dit gesloten land om onderzoek te doen naar de haalbaarheid van Bijbelvertaalwerk in de vele talen die hier worden gesproken. Geen gemakkelijke klus. Een groot deel van de christenen in dit land is lid van een ondergrondse kerk en moet voortdurend opletten. Enkele honderden christenen zitten op dit moment in de gevangenis vanwege hun geloof. Doe ik er eigenlijk wel goed aan om hier te zijn? Breng ik mensen in gevaar?
Stefanus heeft geen last van deze vragen. Hij lijkt vooral blij te zijn om mij te ontmoeten. “Dit is een grote bemoediging”, zegt hij. “We hopen echt dat door de vertaling van de Bijbel de kerk in dit land gezegend mag worden.” Ik knik hem toe, maar blijf de spanning voelen.
We zijn gevraagd om te kijken of er een vertaalproject kan worden opgezet in de P-taal. Dit is de taal die een deel van de christenen spreekt. De taal die ze dagelijks gebruiken, maar waarin ze geen Bijbel hebben. Stefanus vertelt over een man uit de P-taal die mee wil helpen om de Bijbel te vertalen: meneer Owaik. Deze man was ongeveer twintig jaar soldaat. Hij had het voorrecht om het goede nieuws te horen en in Jezus Christus te gaan geloven. Toen de militaire officieren echter hoorden dat Owaik zich tot het christendom had bekeerd, vervolgden ze hem. Ze wilden hem dwingen zijn nieuwe geloof in Jezus te verlaten, maar hij deed dit niet. Hiervoor werd hij twee en een half jaar in de gevangenis gezet. Owaik vertelt ons: “Mensen kunnen niet samenkomen om hun geloof te delen of in praktijk te brengen in mijn land. Ik vluchtte. Nu woon ik in een vluchtelingenkamp in een buurland met mijn vrouw en twee kinderen. Owaik is erg blij met het vertaalproject. Nu gaat hij een training volgen waarin hij ook leert over belangrijke begrippen uit de Bijbel. Hij gelooft dat het beschikbaar maken van de Schrift in de P-taal absoluut meer mensen naar Jezus zal leiden, zowel in het vluchtelingenkamp als in het land waar hij vandaan komt.
Dat deze mensen zonder Bijbel in de juiste taal toch zo’n sterk geloof hebben, wat een zegen van God!