Toenemende gewelddadigheid
In die periode van bezinning waren er volgens de Bijbel monsters op aarde (vs 4). Schijnbaar waren deze ontwikkeld door genetische variaties, zoals tegenwoordig ook gebeurt. Het staat er namelijk zo alsof die er niet van het begin van de Schepping al waren. Dat komt door de Hebreeuwse woordcombinatie bajjamiem - in die dagen. Dat verwijst naar de laatste jaren voorafgaande aan de periode van 120 jaar (het moment dat God de mens een bezinningsperiode oplegt (Gn 6:1)). Er staat namelijk dat die monsters ook nog op aarde waren toen de vromen (de zonen Gods) zich gingen vermengen met het geslacht van Kaïn. Het nageslacht van de vromen uit de dochters van Kaïn worden in de Bijbel machtigen (Hebreeuws Haggiboriem) genoemd. Het waren mensen uit de twee tegengestelde geslachten (van Sjet en van Kaïn). Ze verrichtten ‘stoere daden’ in de Voortijd (de tijd voorafgaande aan de watervloed). Alle mensen bleken vol te raken van boosaardigheden en zij bedachten voortdurend enkel en alleen kwaad. De gezindheid van Kaïns geslacht kreeg de overhand onder de mensen.
God keert zich af
Aan het einde van de periode van bezinning (120 jaar) kwam God tot de slotsom dat het alleen maar van kwaad tot erger was geworden op aarde. De mens had Gods waarschuwing naast zich neergelegd. Het was niet tot algehele bezinning gekomen. God kreeg berouw over het maken van de mens en Hij had volgens de Hebreeuwse grondtekst pijn in Zijn ‘hart’. Pas dan besloot Hij tot de vernietiging van het leven op aarde (vss 5-7).
Maar had God dan helemaal geen barmhartigheid en genade meer over? Toch wel. Noach, een van de nakomelingen van Sjet, werd door God gespaard. Hoe kon Noach vroom zijn gebleven onder zulke boosaardige mensen? In de Bijbel wordt hier aangegeven dat God vroomheid nog niet aan een algemene, altijd geldende standaarden kon meten (geboden), maar vergeleek het met de boosaardigheid die toen normaal was geworden (vss 9-13).
Niet alleen mensen
Wat opvalt in Gods aanpak is dat Hij ook alle andere levende schepselen met een levenswil (Hebreeuws néfésj) in Zijn oordeel betrok (vs 7). Ongenoemd blijven de planten, maar die werden natuurlijk ook erin betrokken. Hij gaf Noach opdracht een vaartuig (Hebreeuws tevat) te bouwen naar Zijn instructies, want God zou de watervloed (Hebreeuws ‘ét-hammaboel majim) over de aarde laten komen. Noach moest een selectie van dierparen en planten meenemen. Die planten moesten ook als voedsel voor hem en zijn gezin en de dieren zijn. In Zijn genade betrok God ook Noachs gezin. Zo werd hij de patriarchale opvolger van zijn grootvader Adam. God was dus toch barmhartig en genadig.
Verdere degradatie
Toen kwam de watervloed over de hele aarde om zo al het leven te vernietigen (7:21-23). Het vaartuig werd opgetild en voer op de golven. Na ruim een jaar was de watervloed volledig teruggeweken en de aarde weer begaanbaar. Toen gaf God Noach opdracht het vaartuig te openen en alle levende schepselen eruit te halen en weer op aarde te gaan wonen.
De Schepping was echter niet meer hetzelfde maar gedegradeerd. God nam Zich dan wel voor niet opnieuw al het leven erop te verwoesten, maar het leven zou drastisch ingekort worden (Gn 3:22). Bijvoorbeeld door het wisselende klimaat van de seizoenen (8:22). Ook sloot God Zijn voorwaardelijke verbond met de mens, waarin ook de omgang met dieren was inbegrepen. Het was immers een verbond met de Schepping. De regenboog zou het Verbondsteken ervan zijn. Dat wijst erop dat de lucht een andere samenstelling had gekregen en zonlicht de aardbodem kon bereiken en schade (slijtage) kon aanrichten. De zon wordt immers in het Hebreeuws sjémésj (schraper) genoemd.
Moeilijke Bijbelteksten
- Moeilijke Bijbelteksten - Wanneer leefde Job?
- Moeilijke Bijbelteksten: Waarom is de aarde vormloos geschapen?
- Moeilijke Bijbelteksten: Waarom werd Kanaän het beloofde Land?
- Moeilijke Bijbelteksten: wat was de achtergrond van Abraham?
- Moeilijke Bijbelteksten: Waarom krijgt Kaïn meer aandacht dan Abel en Set?
Meer over Moeilijke Bijbelteksten »