Heilige Schijn: een diepgravend onderzoek naar de zwakke plekken van de kerk
Geloof en humor gaan prima samen, zo bewijst schrijver Adrian Plass met zijn roman 'Heilige Schijn', de (niet zo) subtiele kunst van het Kerkmanschap'. Wanneer twee mannen per ongeluk op het jaarverslag van het Kerkmanschap stuiten, vinden ze opmerkelijke antwoorden. In dit jaarverslag zijn tal van tips te vinden hoe je kerk-zijn kunt oefenen en vervolmaken. CIP.nl deelt in deze serie een aantal gedeeltes uit het jaarverslag. Vandaag deel 1: Lichtende voorbeelden in de wereld van Kerkmanschap.
Julius Butterfield – De kunst van het Deskundig Zijn
Julius Butterfield is een held uit ons gezelschap die jammer genoeg inmiddels is overleden. Hij was iemand die zijn in alle bescheidenheid geuite meningen of pastorale advies nooit en te nimmer onthield aan mensen die te naïef waren om hem niet te doorzien, dan wel te ziek of niet in staat om hem uit de weg te gaan, wanneer hij eenmaal van wal was gestoken. Mensen vroegen hem geregeld of hij soms ergens predikant was geweest of de officiële studie daarvoor had gevolgd. Zijn antwoord was een onvervalst staaltje van dubbel gelaagde communicatie.
‘Wat!’ riep hij dan uit, met een subtiel ongelovig hoofdschudden, terwijl op zijn gezicht de lichte schok te lezen was over de gedachte dat hij zoiets wezensvreemds en bizars ook maar zou overwegen. ‘Lieve hemel, nee.’
Hoe is het mogelijk om zowel nederigheid als spot over te brengen in een zinnetje van slechts drie woorden? Butterfield deed dit op bewonderenswaardige wijze. Zijn toon leek te suggereren dat iemand die zo onbelangrijk en gewoon was als hij nooit serieus de ambitie kon hebben om tot dergelijke hoogten van verantwoordelijkheid en autoriteit op te klimmen. Toch klonk er eveneens op subtiele wijze in door dat zo’n langdradige en formele opleiding tot gevolg zou hebben gehad dat de spontaniteit en rijke uitdrukkingsvaardigheid van Butterfields waardevolle inbreng in de gemeente zou zijn verstikt. Hij leek daarmee te zeggen dat het beter was om een bescheiden maar begaafd amateur te blijven, en zo voor mensen werkelijk tot nut te zijn.
Er valt voor ons een heleboel te leren van Butterfield. Zijn bedreven en baanbrekend gebruik van gezichtsuitdrukkingen in combinatie met het gesproken woord is een les en een inspiratie voor ons allen.
Edward Fellingham – De kunst van Innemend Rustiek Mopperen
Velen zullen zich nog wel de inmiddels overleden Edward Fellingham herinneren, die zijn leven lang kerkganger was in Durham, en vooral de laatste jaren een bewonderenswaardig scherpe, maar subtiele doorn in het vlees van de New Light-gemeente in die bedrieglijk fraaie stad. Edward, die op kostschool Harrow had gezeten maar zichzelf in het kader van zijn activiteiten als kerkman een nors plattelandsaccent had aangemeten, heeft op zeer kundige en strategisch innemende wijze een lijn in Innemend Rustiek Mopperen uitgezet.
Wanneer er bijvoorbeeld over geloof en goede werken werd gesproken, dan liet hij doeltreffend van zich horen door te mompelen: ‘Al da gedoe met g’leuf en werk’n, doar weed ik niks van heur, ik weed alleen da g’leuf werkt, en da’s veur mie meer dan g’noeg.’
Op het laatst had Edward het aanzien van een soort primitieve geestelijke filosoof, en werd hij vaak gevraagd om zijn praktische met-beide-benen-op-de-grond visie te geven op allerlei belangrijke kwesties die in de gemeente speelden. Hier volgen twee voorbeelden van vragen en antwoorden die uit zijn Rustiek Mopperen-techniek ontsproten:
V: Hoe denkt u over seks voor het huwelijk?
A: Weed u, ai g’woon de ding’n op de ploats loat ligg’n woar ze thuus hoor’n, dan hou je ’t leev’n meui netjes.
V: Heeft u wel eens last van twijfel?
A: A’k druk ben met schoap’n scheer’n en de stall’n uutmest’n (stallen? voor schapen?) dan kompt et mie wel ‘es veur de kop da’k zo dadelijk ‘es wat zou kunn’n goan twijfel’n, moar teeg’n de tied da’k binn’n ben en ’t eet’n op toaf ’l het, dan zien de Heer en ik allebie veuls te moe om d’r nog drukte over te moak’n, en dan zeg ik alleenig nog moar: ‘dank veur de fiene dag M’neer’, en dan kruup ik in de bedstee. Twijfel’n en zo – ik g’leuf dad dad krek (krek?) wad is veur van die lui die verder niks om hand’n hebb’n.
Praatmee