Terugkijken: Dit vertelde Kees van der Staaij in de Tweede Kamer over de gelijkenis van de verloren zoon
Traditiegetrouw vonden de dag na het presenteren van de miljoenennota de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) plaats. Daarin krijgt de fractievoorzitter van iedere partij de ruimte om zijn of haar verhaal te doen. SGP-voorman Kees van der Staaij blonk opnieuw uit, met een bijdrage waarin een belangrijke rol was weggelegd voor de gelijkenis van de verloren zoon.
Van der Staaij besprak het wegsluizen van topstukken uit de Nederlandse schilderkunst richting Rusland. Dit gebeurde in de achttiende eeuw en de Russische ambassadeur was erbij betrokken. Van der Staaij vertelt dat het verlies van één specifiek schilderij hem pijn doet. "We kijken een oude vader in het gezicht. Hij buigt zich liefdevol over zijn zoon die voor hem is neergeknield. De vader lijkt zijn zoon zachtjes naar zich toe te trekken. Als we inzoomen op de handen van de vader, zien we dat daar iets bijzonders mee aan de hand is: de ene hand ziet er stevig, krachtig uit, de andere hand oogt veel zachter, teer en kwetsbaar. De bovenmantel van de vader is warm rood. De zoon is kaal, zijn kleren lijken wel lompen. Een ontroerend tafereel. Daar lijkt de man rechts op het schilderij, misschien wel een oudere zoon van dezelfde vader anders over te denken. Die straalt iets nors, iets afstandelijks uit."
Hij bevestigt vervolgens dat het over 'De terugkeer van de verloren zoon' gaat en heeft zelfs een exemplaar voor minister-president en voorzitter bij. Vervolgens vertelt Van der Staaij aan de hele zaal de gelijkenis van de verloren zoon, om daarna een toepassing te maken. "De onvoorwaardelijke liefde van de vader die uit deze gelijkenis spreekt, heeft de eeuwen door velen gefascineerd. Die genadige houding heeft de eeuwen door velen geïnspireerd. Niet alleen Rembrandt, maar ook talloze andere schilders, componisten, schrijvers en dichters. En óók bestuurders en politici."
De fractievoorzitter van de SGP benoemt verschillende reacties van collega's in de Kamer die hij gevraagd heeft wat het verhaal volgens hen betekent. Daarna geeft hij zijn eigen gedachten. "Wat mijzelf aanspreekt in dit verhaal is het tegendraadse. Het is niet het voorspelbare verhaal van een rebelse zoon en een brave zoon, met als moraal van het verhaal: wees ook een brave broeder. Sterker nog, eigenlijk draait het niet om de zonen. Dat zie je ook op het schilderij van Rembrandt. Het volle licht dat onze grootste schilder zo weergaloos kon vangen in zijn werken, valt op de liefhebbende vader. Voor mij staat deze gelijkenis symbool voor de onvoorstelbare liefde van de hemelse Vader voor zondige mensen, en dat door het volbrachte werk van Jezus Christus. Liefde voor mensen die God de rug hebben toegekeerd. En dan doet het er niet toe of die mensen nu conservatief of progressief zijn, of ze braaf naar de kerk gaan of daar juist niets van willen weten."
"Diep in ons hart zijn wij van huisuit allemaal van Hem vervreemd. Maar er is een weg terug. En bij thuiskomst leer je dan te leven van genade en vergeving. Dan is het pas echt feest en mag je, met vallen en opstaan, proberen zelf óók liefdevol en vergevingsgezind in het leven te staan. Dan wil je heel graag op die Vader lijken."
"Ik besef: velen in ons land en in Europa zien christelijke noties als iets uit een ver verleden, zij zijn blij dat ze het huis van de vader achter zich hebben gelaten. VVD-Kamerlid Herman Louwes, een nuchtere boer uit Groningen die jarenlang voor de VVD in de Tweede en Eerste Kamer zat, vroeg zich zo’n 70 jaar geleden bij de behandeling van de begroting Sociale Zaken af: veronderstelt ons systeem van sociale zekerheid niet een moraal die er vaak helemaal niet meer is? Louwes zei: 'Hoevelen hebben geen herinnering aan de geborgenheid van de godsdienstige overtuiging en aan het fundament van een godsdienstig gezin? Dat zijn geen verloren zonen, maar zonen van de verloren zoon. Het zegt hen niets meer. Tot zover Louwes."
"En tóch! Ze zijn er ook nu: mensen op zoek, met een onbestemd verlangen. Op zoek naar een echt thuis. Ik denk aan die sympathieke twintiger. Nooit een voet in de kerk gezet. Hij doet alles waar hij zin in heeft. Hij gaat met een flinke dosis pilletjes van feest naar feest. Hij noemt zichzelf nogal ruimdenkend. Bordeelbezoek vindt hij 'niets mis mee'. Als we wat langer doorpraten geeft hij aan: 'Ik vind er niet de echte liefde waar ik als ik eerlijk ben zo naar verlang.' Een wekelijkse rustdag vindt hij betuttelend, maar hij voelt zich tegelijkertijd zó opgejaagd. Hij vindt het geweldig dat hij in dit land kan doen en laten wat hij wil. Niks is te gek. Hij heeft zelfs de vrijheid om een eind aan zijn leven te laten maken als hij er wel 'klaar mee is'. Is al die vrijheid niet doorgeschoten?"
"Mevrouw de voorzitter, het is niet te geloven, maar laat ik nou even later ook zijn oudere broer ontmoeten. Dat gesprek viel me niet mee. Hij mopperde nogal op zijn jongste broer. Hij noemde hem losbandig en verkwistend. Ja, mijn broer is naar een verslavingskliniek gegaan en heeft bij de schuldhulpverlening aangeklopt. ’Ik ben daar niet blij mee’, zei hij, ’dit gaat gewone hardwerkende Nederlanders als ik weer veel geld kosten. Zijn schuld wordt kwijtgescholden, terwijl ik hard moet werken en steeds meer belasting moet betalen.'"
Voorzitter, ik ben nu zo benieuwd wat het kabinet tegen zowel de jongste als de oudste zoon zou willen zeggen.
Vervolgens gaat Van der Staaij in op het doorgeschoten vrijheidsdenken, de staatsschuld, jongeren en éénverdieners. Allemaal op basis van die gelijkenis. Hij sluit daarna af met het toewensen van Gods zegen aan het kabinet: "De SGP wenst de ministers en staatsecretarissen bij hun verantwoordelijke werk van harte Gods onmisbare zegen toe."
"En o ja, mocht er zich ooit nog een gelegenheid voordoen voor een zacht prijsje de verloren zoon uit Sint Petersburg terug te krijgen, dan zou ik zeggen: grijp die kans! Misschien dat een commissie-Pechtold hier eens naar kan kijken?"
Praatmee