Ds. C. H. Hogendoorn vraagt zich af of de scheppingsordeningen nog altijd geldig zijn
Begin dit jaar liepen de gemoederen rondom Nashville hoog op. In de verhitte discussies werd nogal eens verwezen naar de zogenaamde scheppingsordeningen. Anderen zijn van mening dat je hierop geen beroep meer kunt doen. Hoe zit dat nu?, vraagt ds. C. H. Hogendoorn zich af in De Waarheidsvriend.
In drie artikelen proberen we een aantal zaken scherper op het netvlies te krijgen. Het is niet de bedoeling de discussie rond de Nashville-verklaring over te doen, we stellen in deze bijdragen níet de kwestie homoseksualiteit aan de orde, al vormt een en ander wel een aanleiding om het begrip scheppingsorde te (over)wegen. Dit eerste artikel probeert het ontstaan en gebruik van het begrip scheppingsorde te beschrijven.
Levensverbanden
Onder scheppingsordeningen (aanvankelijk sprak men over de zogenaamde scheppingsordinantiën) verstond men de levensverbanden waarin God in schepping en onderhouding van de wereld structuur heeft aangebracht en die Hij ook na de zondeval handhaaft. De (nieuwe) Christelijke Encyclopedie wijst erop dat de term voor wat de Nederlandse context betreft afkomstig is uit het zogenaamde neocalvinisme – een term die gemunt werd door critici, maar spoedig een geuzennaam werd.
Met het neocalvinisme wordt de stroming binnen het Nederlandse protestantisme aangeduid waaraan de dogmatici A. Kuyper en H. Bavinck leiding gaven en waaruit bijvoorbeeld de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Gereformeerde Kerken in Nederland en Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt zijn ontstaan.
Kuyper stelde dat er ook genade buiten de kerkmuren te vinden is. Ze heeft niet zozeer betrekking op ons eeuwig heil, maar ze bestaat hierin dat er voor de wereld levensverbanden geschapen zijn, waardoor God nog altijd zorgdraagt voor de gevallen wereld en haar bewaart voor verdere doorwerking van verderf als gevolg van de zonde. Abraham ‘de Geweldige’ noemde dit de Gemeene Gratie, ofwel: de algemene genade van God (hij schreef hier drie dikke delen over). Deze strekte zich heel breed uit, feitelijk over het hele menselijke bestaan, dus niet alleen over huwelijk en gezin, maar ook over school, opvoeding, werk, staat en overheid. Hierin ging hij duidelijk een paar stappen verder dan Calvijn, op wie Kuyper zich graag beriep. Op Calvijn kom ik nog terug, omdat bij hem, en ook vóór hem in de middeleeuwse (rooms-katholieke) theologie, het zogenaamde natuurrecht een belangrijke rol speelde.
Wisselend getijde
In een verhelderend artikel wijzen de dogmatici A. van Egmond en C. van der Kooi erop dat het beroep op de scheppingsordeningen een wisselend getijde kent. Met Kuyper en de zijnen bevinden we ons duidelijk in de periode van vloed. De dogmatische en ethische handboeken in die periode gaan vrijmoedig om met het begrip scheppingsorde.
Dat verandert echter radicaal, om te beginnen in Duitsland, waar in de jaren dertig van de vorige eeuw binnen de lutherse theologie het beroep op scheppingsordeningen feitelijk meewerkt aan de legitimatie (en zelfs sanctionering) van het naziregime. De theoloog Karl Barth doorzag dit scherp en verzette zich fel tegen elke vorm van denken vanuit de schepping, vuurbang om kennis van God te verkrijgen buiten de Zoon om. Bij Barth vallen schepping en verzoening bijna samen.
Na de Tweede Wereldoorlog beleefde het denken in scheppingsordeningen nog even een opleving in Zuid-Afrika, waar men de apartheid ermee wilde rechtvaardigen. Sindsdien is het beroep op de scheppingsorde verdacht, of zelfs (theologisch) ‘verboden’ en bevinden we ons dus in afnemend tij, om niet te zeggen een periode van eb.
Binnen de dogmatiek en ethiek wordt het beroep op scheppingsorde steeds minder of is ze zelfs verdwenen. Een treffende illustratie van dit afnemende tij vond ik bijvoorbeeld hierin dat we in de (zojuist geciteerde) Christelijke Encyclopedie een vrij summiere uitleg over de scheppingsorde aantreffen, waarin de auteur zich op de vlakte houdt ten aanzien van de waardering van het begrip, terwijl in de voorloper van deze driedelige encyclopedie (ik raadpleegde de tweede druk van de ‘zesdelige’ uit 1961) de thematiek veel uitvoeriger aan de orde wordt gesteld met een uiteindelijk positief oordeel over de scheppingsordeningen.
Ds. C. H. Hogendoorn is predikant van de hervormde gemeente te Katwijk aan Zee. Lees het volledige artikel op de website van De Waarheidsvriend.
Praatmee