God liet Zijn volk Israël niet los: ‘Kom terug!’
‘Keer terug, afkerige kinderen, Ik zal u van uw afdwalingen genezen’ - Jeremia 3:22a.
De ballingschap van het volk Israël is een verschrikkelijke gebeurtenis geweest. In 722 vóór Christus viel het doek voor het tienstammenrijk. De Assyriërs namen de bevolking mee naar hun eigen land. In 586 vóór Christus verwoestten de Babyloniërs Jeruzalem. Daarmee kwam een einde aan het tweestammenrijk.
Wat niemand voor mogelijk had gehouden, is toen toch gebeurd.
Het land Israël lag in puin. Het allerergste was dat de tempel werd verwoest.
Het verbond tussen God en Zijn volk leek voorgoed te zijn verbroken.
Eeuwenlang heeft God beide landen gewaarschuwd.
God stuurde profeten om Zijn volk op andere gedachten te brengen.
Jeremia 3 bevat zo’n voorbeeld.
Het tweestammenrijk bestond toen nog.
De tempel in Jeruzalem stond nog overeind en ook de tempeldienst ging nog steeds door. Maar naast de tempel had Juda ‘afgoden op elke heuvel en onder elke boom’. Overal werd wel een afgod vereerd.
De tien stammen die al weggevoerd waren, hadden God openlijk verlaten. Juda en Benjamin deden dat min of meer in het geheim. Ze hadden naast God of in plaats van Hem hun eigen goden.
Opvallend is dat God Juda laat waarschuwen door een profeet die afkomstig was uit het noordelijke rijk. Dat was Jeremia. Hij had meegemaakt wat er met het tienstammenrijk was gebeurd. In deze preek gebruikt Jeremia het beeld van een man, wiens vrouw meerdere keren overspel heeft gepleegd. Een man die zijn vrouw toch laat weten: ‘Kom terug.’
Het was in die tijd en met de wetten van toen onbestaanbaar dat een man zich in zo’n situatie zo gedroeg. Je maakt het nu een enkele keer mee. Maar dan moet de liefde wel van twee kanten komen en zijn er heel veel gesprekken nodig. Hier begint de preek met ‘Kom terug’.
Maar als het gaat over God de HERE en Zijn volk, laat Gods profeet Jeremia ons iets anders zien. Wat voor mensen onmogelijk is, dat is mogelijk voor God. God, de bruidegom, wil trouw zijn aan een ontrouwe bruid.
Het is een hartverscheurende preek.
Ook de naam van Israël valt, terwijl het volk allang in dat verre land woonde.
‘Israël, kom terug.’
Je zou verwachten dat de catastrofe die Israël had getroffen, juist een positief effect zou hebben op Juda. Deze gebeurtenis zou een teken aan de wand kunnen zijn voor het tweestammenrijk. Een schip op het strand is een baken in zee, zegt het spreekwoord. Maar dat gebeurde niet.
Ook het koninkrijk Juda ging ten onder en werd naar Babel weggevoerd.
Toch liet God Zijn volk ook daar niet los.
‘Kom terug.’
Het doet me denken aan de gelijkenis van de verloren zoon…
Deze overdenking verscheen eerder op de Facebookpagina van ds. Arie van der Veer.
Praatmee