Ds. C. J. van der Plas: "Als dominee moet je zelfverloochening leren"
"Als jonge dominee moet je zelfverloochening leren. Je moet niet over je laten lopen, maar wel jezelf wegcijferen. Een dienstknecht is immers niet meer dan zijn meester," zegt emeritus predikant ds. C. J. van der Plas uit Zwijndrecht in De Waarheidsvriend.
"Sta als predikant niet te veel op je strepen; het gaat niet om jou. In de praktijk is dat niet eenvoudig. Toch word je er niet minder van. Kerkenraden bestaan vandaag uit welbespraakte broeders. Daar moet je als jonge dominee mee leren omgaan.
Het is belangrijk dat je de kern van je taak in de gaten houdt. Je bent predikant en je komt met de boodschap van het Evangelie. Je bent geen maatschappelijk werker en dat moet je niet willen zijn ook. Voor een predikant is vooral nodig dat je trouw bent aan het Woord van God. Het is je taak om de Bijbel te laten spreken en niet mensen naar de ogen te kijken. Geef goede aandacht aan de prediking en de catechese en vergeet het pastoraat niet. Dat laatste ook."
Gewone kandidaat
"Het is een gave van de Geest dat de boodschap van de Bijbel rond mijn zeventiende voor me ging spreken. Tijdens mijn jeugd in Katwijk aan Zee stond ds. W. L. Tukker daar, de eerste predikant van hervormd-gereformeerde signatuur in ons dorp. Hij was een man met bijzondere gaven, een soort bisschopsfiguur. Zijn prediking betekende veel voor mij; de Heere heeft die gebruikt.
Toen ik in Utrecht theologiestudent werd, zei ds. Tukker tegen mij: ‘Denk erom, Cornelis: Wijk niet uit naar links en niet naar rechts.’ Dat heb ik ter harte genomen. Afgelopen januari was het juist een halve eeuw geleden dat ik mijn proefpreek mocht houden. Vanaf dat moment mocht je in gemeenten voorgaan. Zo ging dat toen. Ik was een heel gewone kandidaat, maar er stonden verschillende beroepingscommissies op me te wachten toen ik terugkwam van het colloquium, het toelatingsexamen. Er was een groot gebrek aan predikanten. Het werd Linschoten. Ik werd er in mei 1970 in het ambt bevestigd."
Afkalving
"In de prediking gaat het allereerst om de verzoening in Christus, het geloof in Hem. Dat moet altijd centraal staan. Als dat bijbelse getuigenis niet aan de orde komt, is het geen wonder dat mensen niet meer komen. Een collega van een andere modaliteit zei eens tegen me: ‘Jij bent stik ouderwets en de kerk zit bij jou vol, ook met jongeren. Ik haal van alles uit de kast maar het lukt me niet.’ Jongeren komen niet voor entertainment, dat vinden ze elders veel beter dan in de kerk.
In de decennia dat ik actief predikant was, is de kerkelijke afkalving enorm geweest. Langzaamaan zie je ook in orthodoxe kring teruggang. In de regio rond Zwijndrecht, waar mijn vrouw en ik nu wonen, zitten de hervormde kerken zondags aardig vol. Maar als je degenen die in een ander kerkgenootschap zijn opgegroeid zou vragen op te staan, dan ben ik bang dat er maar weinig meer zitten. Waar zijn de anderen gebleven? Hoe houden we jongeren uit hervormde gezinnen vast? Ik vind dat een grote zorg.
Ik ervaar zelf dat we op onze plaats gezet worden. Terwijl het elders in de kerk achteruitging, waren ‘bij ons’ de kerken nog vol. De Heere heeft erin geblazen. Ik denk aan de scheuring van 2004 en alles wat erna kwam. We hoeven ons niet op de borst te kloppen.
Mijn hoop en houvast is dat we een levende Koning hebben. Hij zorgt voor de kerk. Wij moeten in gehoorzaamheid ons werk doen maar we kunnen geen gemeente en kerk in stand houden."
Verleidelijk
"In een tijd van teruggang is het verleidelijk om bij het hedendaagse levensgevoel aansluiting te zoeken of een prediking te brengen die mensen misschien fijn vinden. Maar laten we oppassen om mee te drijven met opvattingen die op een bepaald moment ‘in’ zijn. En laten we niet denken dat onze creatieve aanpak zal helpen, terwijl deze elders al heel lang terug níet werkte.
De sleutel is het blijven bij de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Dat klinkt cliché, maar er is maar één weg: het geloof in Jezus Christus. Dát preken is ook het enige wat vrucht draagt, ook als het gaat om onze positie in de Protestantse Kerk. Voor een predikant is het belangrijk dat hij zich verdiept in het leven van gemeenteleden en weet in welk klimaat zij zich bevinden. De boodschap moet in de taal van deze tijd worden verwoord.
Ik begin een preek niet met ‘Gemeente des Heeren’, maar ik kan het begrijpen als een predikant dat wel doet, als uiting van de verbondsrelatie. God wil onze God en Vader zijn, dat heeft Hij gezegd. Ik zie de gemeente daarom als de verbondsgemeente. Maar ik ben huiverig voor een verondersteld geloof, waarbij we ‘het’ als christelijke gemeente hebben en zijn. Al weet ik wel dat het afleggen van de belijdenis van het geloof vandaag zoveel bewuster gebeurt dan jaren terug. Wie vandaag kerkelijk meelevend is, doet dat heel bewust. Dat is positief."
Praatmee