Johannes en Petrus waren 'felle donders'
Johannes en zijn broer Jakobus zijn de zonen van Zebedeüs en Salome. Ze hebben ook nog een bijnaam ’boanerges’. De Heere Jezus heeft hen die bijnaam gegeven. We lezen het bij de roeping van de twaalf discipelen. 'En verder Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, de broer van Jakobus – aan hen gaf Hij de naam Boanerges, wat ‘zonen van de donder’ betekent' - Marcus 3:17. Door deze bijnaam ‘zonen van de donder’ wordt een relatie gelegd met onweer. Hoe ze aan die naam komen? Er is wel een vermoeden.
Jezus ging een Samaritaans dorp binnen. Nou hebben de Joden het toch al niet zo op Samaritanen. Maar u hebt gelijk, volgelingen van Jezus zouden zich niet door hun vooroordelen moeten laten leiden. Ze hebben overigens wel een punt. Die mensen ontvingen de Heere niet erg gastvrij. Dat kwam – zo zegt de schrijver van het verhaal – omdat Jezus op doorreis was naar Jeruzalem. En Hij stuurde boden voor Zijn aangezicht uit. Op hun reis kwamen zij in een dorp van de Samaritanen om voor Hem voorbereidingen te treffen. Maar zij ontvingen Hem niet, omdat Hij op reis was naar Jeruzalem, waarheen Zijn aangezicht gericht was - Lucas 9:52,53. De Heere was vermoedelijk van plan om de volgende dag weer te vertrekken. Dat voelden ze blijkbaar goed aan in dat dorp. Dat vonden ze niet leuk. En dat lieten ze merken ook. Ze nodigden Jezus niet eens uit om de nacht in het dorp door te brengen. Johannes en zijn broer wonden zich daar nogal over op. Ze stelden aan Jezus voor om het stadje door de bliksem met de grond gelijk te maken. Toen de discipelen Jakobus en Johannes dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt U dat wij zeggen dat er vuur van de hemel moet neerdalen en hen verteren, zoals ook Elia gedaan heeft? - Lucas 9:54. Maar Jezus wilde daar niet van weten. Zouden ze aan
deze geschiedenis misschien hun bijnaam – zonen van de donder – te danken hebben? Het zit er wel in.
Liefde is...
Die Johannes moet behoorlijk oud geworden zijn. Wel honderd jaar. Er gaan verhalen dat hij tegen het eind van zijn leven de kerk ingedragen werd, omdat hij niet meer kon lopen. Het enige wat hij volgens de oude verhalen van de kerk zei was: ‘Kinderen heb elkaar lief.’ Die is wel veranderd zeg. Nou dat valt nogal mee hoor. Hij is de apostel van de liefde, zou je kunnen zeggen. Zoiets kunt u hem ook in zijn brieven horen zeggen. En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod schrijf, maar dat wat wij vanaf het begin gehad hebben: laten wij elkaar liefhebben - 2 Johannes 5. Maar tussen de regels door maakt hij wel duidelijk dat liefde de vervulling van de geboden is. En dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft - 1 Johannes 3:23,24. En wie Zijn geboden in acht neemt, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft, namelijk aan de Geest, Die Hij ons gegeven heeft. Je kunt met hem niet alle kanten uit. Het is niet zo dat als iemand er het embleem liefde opplakt dat Johannes dan altijd staat te juichen. Nee, hij zou vandaag echt de kriebels krijgen als hij een krant of een magazine zou opslaan. Het woord liefde wordt te pas en te onpas gebruikt. Maar het is waar, tegen het eind van zijn leven volstond hij met de oproep ‘om elkaar lief te hebben.’ Hij is misschien wel milder geworden. Je kent het spreekwoord: ‘Wijsheid komt met de jaren’. Vaak zegt men dit van oudere mensen: ‘Hij/zij is wel zachter geworden. Vroeger was Johannes in ieder geval ‘een felle donder.’
Wij zijn vaak ‘te’
Petrus kon er ook wat van trouwens. Toen ze Jezus beetpakten in de hof van Getsémané sloeg hij iemand het oor af. ‘Wie aan U komt, komt aan mij’, had hij een paar uur daarvoor nog tegen de Heere geroepen. Maar later doet hij net alsof hij Jezus niet kent. Tot driekeer toe ontkende hij het glashard; ‘Ik ken die hele man niet!’. Voor de Heere moet dat zwaar geweest zijn. Sta je zelf gebonden op een soort van podium, zie je vlak voor je een van je vooraanstaande leerlingen roepen ‘dat hij niets met je te maken heeft.’ Heel vervelend. Dat had de Heere toch zelf voorspeld? Klopt. Daar wordt het overigens niet veel beter van. En Petrus kon even later – toen hij de haan hoorde kraaien – zijn haren van spijt wel uit zijn hoofd trekken. Toen herinnerde hij zich wat Jezus had gezegd.
Wij herkennen ons wel in die vogels. Het is niet leuk om over jezelf te zeggen, maar inderdaad wij zijn vaak ‘te’ als het om Jezus gaat. En je weet ‘alles waar te voorstaat is niet goed’, behalve tevreden. De ene keer zijn we te fel, de andere keer laten we alles over zijn kant gaan. Je bent maar zo geen goed getuige. Daar mag je wel om bidden. Om een Geest van onderscheid, Die je leert aanvoelen wat je beter kunt laten passeren en waar je wat mee moet.
Drs. Gerard de Lange is emeritus-predikant binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK).
Praatmee