Karikaturen van ‘Dordt’ in de Nederlandse literatuur: de mens als pion
In veel moderne romans komen we ze tegen: ernstige, hardwerkende mensen. Ze gaan naar de kerk, lezen de Bijbel, tobben met zonde en schuld en moeten zich aan allerlei regels houden, schrijft dr. J. de Jong-Slagman in De Waarheidsvriend. Vreugde lijken ze niet te kennen: ‘typisch gereformeerd’. Is dat de invloed van ‘Dordt’? Of een karikatuur?
‘Dordt’ heeft drie formulieren aanvaard: de Heidelbergse Catechismus, de Dordtse Leerregels en de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maarten ’t Hart (foto) heeft de catechismus een prominente plaats gegeven in zijn roman Een vlucht regenwulpen (1978). Vier jaar geleden werd dat boek door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) nog gratis verspreid in het kader van de actie ‘Nederland leest’.
De schrijver heeft zondag 10, over de voorzienigheid van God, als motto gekozen. Door die voorzienigheid kreeg de moeder van hoofdpersoon Maarten keelkanker, waaraan ze vreselijk leed. Van de roman werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht en bovendien werd hij verfilmd. Geen wonder dus dat zijn representatie van het gereformeerde geloof veel lezers te denken gaf. De karikaturale beschrijving van de ouderlingen die zonder compassie de zieke vrouw bezoeken (en onder het bidden nog een koekje weten te bemachtigen), terwijl ze de zieke dreigen met eeuwig verloren gaan, kon het (lezers)publiek wel bekoren.
Naast Gods voorzienigheid is de leer van de predestinatie voor velen een struikelblok. Dat leerstuk, uitgebreid beschreven in de Dordtse Leerregels, was voor Arthur van Schendel (1874-1946) een interessant thema. Hij heeft het uitgebreid verwerkt in zijn roman Een Hollands drama.
Het hoofdpersonage, kruidenier Gerbrand van Werendonk, heeft zich voorgenomen de torenhoge schuld die zijn zwager heeft opgebouwd, af te betalen. De zwager heeft zelfmoord gepleegd, zijn zoon Floris lijkt op hem: hij heeft dezelfde neiging tot verkwisten. Floris wordt aan alle kanten gestimuleerd op het rechte pad te blijven, maar zijn verkeerde vrienden blijken te sterk voor hem. Sterker dan Wijntje, het meisje dat van hem houdt, sterker dan zijn moeder en ooms.
Meer dan twintig jaar duurt de strijd van Gerbrand van Werendonk. Al die jaren drukt niet alleen de financiële schuld hem, maar sombere gedachten over predestinatie en erfzonde lijken daarmee gelijke tred te houden. Ook Floris denkt daar veel over na. Het besef wel te willen, maar niet te kunnen verlamt hem. Na korte momenten van hoop draait uiteindelijk alles uit op de ondergang van Gerbrand en Floris.
Wetsbetrachting
Het calvinistische milieu is een onderwereld waarin de mens een pion is, onderworpen aan kwade machten. Inderdaad heeft de auteur geprobeerd een beeld te geven van een calvinistische geloofsbeleving in een negentiende-eeuws burgermilieu en de beide recensenten waren van mening dat zij in Een Hollands drama een typisch calvinistisch milieu hadden leren kennen.
Wie echter nauwkeurig leest, ontdekt dat de verkiezing vooral in verband wordt gebracht met de erfzonde: de mens is gedoemd om het kwade te doen. Gerbrand wil Floris met harde hand opvoeden en zegt aan diens moeder: ‘Je kind is niet anders dan alle mensen, vlees waarin de zonde woont. Maar de genade zal hem toekomen uit de kennis van de wet. Dit moet hij voor de ogen houden, en ons voorbeeld van rechte zeden.’
Deugdzaamheid en wetsbetrachting moeten dus heil brengen. Verschillende personages houden Floris voor dat er verlossing is, maar niemand vertelt hem van Jezus Christus. ‘Wij zijn allemaal slecht, zei hij, groot en klein, rijk en arm, maar de een is zwakker en doet het kwaad en de ander wordt er voor behoed, dat is uitverkiezing. Het voornaamste is dat je het geloof hebt dat je eenmaal verlost zal worden. Heb het geloof toch, het is zo makkelijk en je zal zien wat je dan al niet overwinnen kan. En als de beproeving je te zwaar wordt, zeg het en ik zal je helpen. Ik ben de man van wie je hulp kan verwachten.’
Gerbrand biedt zich aan als hulp en steun voor Floris, hij offert zich in feite op. De Man van Wie je hulp kunt verwachten, Jezus Christus, blijft buiten beeld. Een verticale dimensie ontbreekt. De strijd tussen willen en doen uit Romeinen 7 komt regelmatig in de roman voor, maar Romeinen 8 heeft er geen plaats in. De strijd – die bij Paulus overigens nadrukkelijk in het kader van de wedergeboorte en geloof staat en bij Van Schendel niet – overheerst en maakt van Floris en Gerbrand uiteindelijk verliezers.
Dr. J. de Jong-Slagman uit Bergambacht is docent Nederlands aan Driestar Hogeschool te Gouda.
Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 28 februari 2019, of download hier de gratis pdf. Klik hier om een abonnement op De Waarheidsvriend te nemen.
Praatmee