Moet wie tot Jezus wil komen in onze reformatorische gezindte aan voorwaarden voldoen?
Het lijkt erop dat we in onze gezindte eerst een nauwkeurig stappenplan moeten doorlopen, voordat we tot de Heere Jezus mogen komen. Zijn we ongemerkt remonstrants geworden?
In deze periode herdenken we dat 400 jaar geleden de Nationale Synode van Dordrecht (foto boven) werd gehouden. Een goed moment om ons kerkelijk belijden tegen het licht te houden. In vierhonderd jaar kunnen er gemakkelijk en ongemerkt veranderingen ontstaan die niet (meer) naar Schrift en Belijdenis zijn. Als je de Dordtse Leerregels leest dan valt mij als eerste op dat, hoewel er boven het eerste hoofdstuk staat: “Van de Goddelijke verkiezing en verwerping”, onze vroede Dordtenaren niet beginnen met de uitverkiezing. Impliciet wijzen zij daarmee het hypercalvinisme af. Immers deze leer gaat uit van de uitverkiezing. Maar de eerste vijf artikelen van hoofdstuk 1 beginnen juist met het volle Evangelie. Direct al in artikel 2 staat: Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (1 Joh. 4: 9; Joh. 3: 16).
En daarmee komen we direct in de nog altijd levendige spagaat van het remonstrantisme en het contra-remonstrantisme. Gomarus was ervan overtuigd dat God alles bepaalde en de mens geen invloed op diens besluit van de uitverkiezing kon uitoefenen. De mens bleef echter wel verant-woordelijkheid voor zijn eigen daden. Arminius vond dat de mens een keuze had, om te geloven in God of niet. Arminius legde dus nog een zeker vermogen in de mens.
Reformatorisch Remonstrants?
Van uit een vuurangst voor maar het minste spoortje van remonstrantisme wordt in de rechter-flank van onze gereformeerde gezindte, en ik beperk me tot mijn eigen kerkverband de Gereformeerde Gemeenten, dikwijls gepreekt op een manier die de voluit Bijbelse genadewerkwoorden zoals ‘klopt’, ‘bid’, ‘zoek’, ‘vraag’ en ‘eist’ voor verdacht houdt. Let wel: deze werkwoorden staan alle in de gebiedende wijs. Niet vrijblijvend dus maar een gebod! Bovendien wordt dikwijls het Evangelie, de boodschap van vrije genade slechts aangeboden aan hen die van zichzelf weten uitverkoren te zijn. Wat overblijft, is lijdelijk afwachten om eerst bevindelijk (door ervaring) van je zelf te mogen weten een uitverkorene te zijn maar ook een gans verbroken zondaar voor God. Dit laatste moet volgens sommige predikanten zo diepgaan dat je eerst bereid moet zijn om voor eeuwig verloren te gaan. Pas dan ben je ‘geschikt voor God’ om genade te ontvangen en dus in staat om te hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Deze volgende stap is onderdeel van een nauwkeurig beschreven stappenplan van standen in het genadeleven. Door in dit plan kenmerken van geschiktheid bij je zelf te ontdekken toch nog eerst iets van de mens. Reformatorisch remonstrants dus? Of misschien zelfs ook nog wel hypercalvinistisch?
De open Bijbel van André van Putten.
In hoofdstuk 1, paragraaf 4, van de Dordtse Leerregels staat een passage over ‘dwalingen van hen die leren’: Dat in de verkiezing tot het geloof deze voorwaarde tevoren vereist wordt, dat de mens het licht der natuur recht gebruike (ingeschapen Godskennis), vroom zij, klein, nederig en ten eeuwigen leven geschikt, gelijk alsof aan die dingen de verkiezing enigszins hing.
Al spoedig na de Synode van Dordt ontstonden er zodanige verkeerde denkbeelden in de leer dat dominee Jacobus Koelman (1632-1695; een navolger van Gomarus) het nodig vond het volgende te publiceren:
* “Wacht u er voor om te denken dat een zondaar te vroeg door het geloof tot Jezus kan gaan of dat men eerst een tijd moet leven onder het gewicht van de zonde en verbroken en verbrijzeld moet zijn.
*Denk niet dat men zo lang moet wachten tot dat men een ernstig verlangen en een onverzadigba-re dorst naar Jezus heeft. ”
*Zij vrezen dat het hun aan de behoorlijke voorbereiding ontbreekt. Derhalve denken zij dat de aanbieding van de beloften en van Christus met het hele verbond nog niet tot hen komt.
*Zij moeten naar hun gedachte eerst waarlijk verbroken en verslagen harten hebben en gevoelig zijn voor Gods toorn en de onvermijdelijkheid daar van.
Ds. Koelman zegt: “Dit zijn valse meningen en valse stellingen. Deze zielen worden door deze mening zo verduisterd dat hen als het ware een mist omringt dat zij niet goed zien hoe zij nog bij Jezus moeten komen. Wacht u ervoor om zelfs enig vermoeden in uw hart te koesteren, dat Christus niet aan allen die het Evangelie horen vrij aangeboden wordt.” (Uit: ‘Natuur en gronden des geloofs’.)
Uitverkoren?
Het is best goed om bezig te zijn met de vraag of je uitverkoren bent. Maar het antwoord op die vraag kan iemand nooit krijgen als hij of zij niet bij Jezus Christus aanklopt. Onze kinderen leren we als eerste Psalm 81:12 “Opent uwe mond, eischt (=vraagt eerbiedig) van Mij vrijmoedig. Al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij ’t smeekt, mild en overvloedig.”
Er is in mijn kerkverband een klein aantal predikanten die vol op in de lijn van ds. Koelman het Evangelie aanbieden aan alle hoorders. Helaas zijn er velen die dat niet doen. Misschien wil een predikant uit deze laatste groep eens uitleggen wat er mis was met de Evangelieverkondiging van deze 17e eeuwse predikant uit Sluis?
André van Putten is lid van de gereformeerde gemeente te Kampen.
Praatmee