Gods liefdesverklaring aan de mensheid
Ik denk dat God ongelooflijk veel van mensen houdt. Ik geloof dat met heel mijn hart. Want ik zie dat terug in de Bijbel. Ik zie dat daar Iemand in beweging komt, Iemand die hemel en aarde beweegt, Iemand die een plaats bereid voor mensen om te wonen. Hij schiep een toestand die wij weergeven met het woordje ‘paradijs’. Hij schiep uit plezier, omdat hij wezens wilde leren kennen die vanuit hun hart een relatie met hem konden aangaan. Hij schiep uit liefde, omdat Hij een relationeel wezen is dat liefde wil geven, ja rijkelijk wil uitdelen.
Toen Hij de mens geschapen had, wilde Hij in diepe samenwerking met hem een wereld bouwen die goed was. Wat een wonderlijke wereld zou dat zijn. Hij ging met deze mensen in gesprek, terwijl Hij met hen wandelde in de hof tijdens de avondkoelte. God was daar reeds in mensengedaante aanwezig omdat hij op ons niveau met ons wilde communiceren. We lezen dat Hij met Abraham sprak als met een vriend. God openbaarde zich mensvormig, als aan mensen gelijk. Dat deed Hij keer op keer.
God daalde neer, ging de relatie aan, sprak met de mens, soms rechtstreeks dan weer via zijn profeten, stelde de priesterdienst in zodat mensen van hun kant af ook de relatie met Hem in stand konden houden. Hij gaf koningen, omdat mensen dat wilden, ja omdat het volk Israël dat eiste daar andere volken ook een koning hadden. Dat deed God veel verdriet. Want er hoefde geen koning, geen heerser, geen tiran, geen dictator te zijn wanneer Hij hun God mocht zijn.
Diverse keren lezen we over Gods verdriet. De liefde, het plezier, het verdriet, we vinden het allemaal bij de christelijke God. Niets menselijks is Hem vreemd, zou ik bijna zeggen. De meest schrijnende woorden zijn misschien wel waarin uitgedrukt wordt hoe vreselijk God teleurgesteld is in de mens. We lezen – en het doet pijn aan mijn ogen: ‘Het smartte Hem aan zijn hart dat Hij de mens gemaakt had!’ Zijn trots, diadeem, parel, huzarenstukje, zijn crème de la crème, zijn kers op de taart, zijn meesterstuk had er een potje van gemaakt. Mensen waren niet meer om aan te zien. Mensen gedroegen zich niet meer conform de status die God aan hun gaf.
Maar dan is er die wonderlijke draai. Toch weer die draai naar de mens toe. Met heel zijn hart maakte Hij die draai. God liet het er niet bij zitten. Hij stond op van zijn troon, boog zich naar de mensheid en zond zijn Zoon als Heiland van de wereld. Hij daalde neer. Er was dus opnieuw beweging in de hemel. Beweging richting de aarde.
Eénrichtingsverkeer. Want de mens had Gód de rug toegekeerd (en niet andersom). De mens had iets tegen Gód (en niet andersom). De mens moest met God verzoend worden (en niet andersom), het probleem lag bij de vijandige houding van de méns (en niet bij God), de mens moest ‘umgestimmt’ worden (en niet God). Want God was – en is – de mens van meet af goedgunstig gezind. Daarom gaf de neerbuigend Goede zijn Zoon. Hij zond zijn Zoon en in de Zoon Zichzelf. Dát is evangelie. Dát is de goede boodschap van hoop, ja van hoop voor de wereld.
Ik zie de kern van deze blijde boodschap terug in het Johannesevangelie en wel speciaal in Johannes 3 vers 16. Het is wel – het evangelie in een notendop – genoemd. Daar raakt Gods liefhebbend hart de aarde. Daar is het eerste contact van het herstel van een gebroken relatie mogelijk. Hij raakt daar de wereld, zijn wereld in het hart. U, jij, mij, Hij treft ons daar in het hart. Als het goed is dan. Als je wil. Als het goed is laten we ons daar door Hem raken. Want daar ik het ‘bam’, ‘raak’, ‘ja en amen’. En dat is geen ‘fake-news’, maar ‘good news’. Geen menselijke verklaring, maar Gods liefdesverklaring.
Praatmee