Bart Jan Spruyt vindt reformatorische argumenten tegen toneel niet zo sterk
"Het ontslag van de heer Van Essen door het Driestar College vanwege zijn (inmiddels gerealiseerde) voornemen om zijn voormalige gokverslaving op de planken te brengen, heeft de discussie over het toneel opnieuw aangewakkerd," merkt columnist Bart Jan Spruyt op in het Reformatorisch Dagblad. Hij verdiepte zich in de argumenten tegen toneel die vaak klinken uit reformatorische hoek.
Spruyt merkt op dat een Latijns schooldrama over de verloren zoon vele malen is opgevoerd, heruitgegeven en vertaald. Guilielmus Gnapheus (1493-1568), één van de aanhangers van Luther, ontdekte dat toneel in dienst staat van de verbreiding van de herontdekte leer van Christus. "Die boodschap van de Reformatie werd ook verspreid via het toneel van de rederijkers," vervolgt Spruyt. De publicist wijst ook op de opvolger van Calvijn (Theodorus Beza, red.) die een toneelstuk over het verhaal van Abraham en het offer van Izaäk gebruikte om leerlingen te leren hoe ver het vertrouwen in God kan en moet gaan.
Ook zou toneel volgens critici ingaan tegen het negende gebod (Gij zult geen valse getuigenis afleggen, red.) omdat het intrinsiek leugenachtig zou zijn. Geen sterk argument, stelt Spruyt. Hij maakt duidelijk dat ook Kamerleden en predikanten vaak een rol spelen. "Hoe vaak komt het niet voor dat zij prachtige redevoeringen houden waarbij overduidelijk is dat zij op dat moment slechts een rol spelen! En zoals predikanten." Predikanten zijn volgens hem vaak in een andere stemming dan hij voorgeeft te zijn. "Maar daarom verbieden we hun beroep nog niet."
"Toneel 'uit den boze' noemen gaat dan ook te ver en is onhoudbaar," aldus de columnist. Lees hier het volledige commentaar van Bart Jan Spruyt.
Praatmee