Waarom het aantal avondmaalgangers in hervormd-gereformeerde gemeenten toeneemt
In vrijwel alle hervormd-gereformeerde gemeenten is het aantal avondmaalgangers de afgelopen decennia fors toegenomen. Daarmee lijkt het erop dat steeds meer gemeenteleden zeker weten dat Jezus voor hen gestorven is. Hoe moeten we deze ontwikkeling waarderen?," vraagt ds. D. Breure zich af in De Waarheidsvriend.
Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat er helderder en krachtiger dan voorheen gepreekt wordt. Het kan zijn dat er meer krachtig werk van de Heilige Geest is, zodat meer gemeenteleden zekerheid van het geloof hebben (ontvangen). Laten we hopen dat dit een van de oorzaken is. Dan zouden we oprecht dankbaar mogen zijn.
Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er ook andere factoren meespelen. Zonder me aan te meten dat ik precies kan beoordelen wat er waar precies het geval is, kom ik tot een drietal andere mogelijke oorzaken.
Allereerst is het – onder invloed van een veranderend theologisch denken – niet zozeer een punt meer of Jezus ook voor mij gestorven is. Want Hij is toch voor iedereen gestorven? En als Jezus voor iedereen gestorven is, dan hoeft het en mag het zelfs geen vraag zijn of Hij ook voor mij gestorven is.
Wie heeft nog nooit een belijdenis)catechisant horen zeggen: ‘Ja, dominee, natuurlijk geloof ik wel dat Jezus voor mij gestorven is, maar of ik in de hemel kom, durf ik niet te zeggen.’ Als Jezus voor iedereen gestorven is, waar hangt het dan vanaf of ik in de hemel kom? Of ik dat geloof, ja, maar vooral of ik zal volhouden om te geloven, of ik goed genoeg geloof om tot het einde toe te blijven geloven. Maar Jezus is in elk geval voor iedereen gestorven, dus dat geloof ik wel. Dit is theologisch onjuist.
Schijngeloof
Ten tweede is naar mijn indruk de aandacht voor schijngeloof, of hoe je het niet echte geloof ook noemen wilt, fors afgenomen. Wijdde men daar vroeger soms het grootste deel van een preek of boek aan, met aan te geven wat het allemaal (net) niet is, tegenwoordig is daar weinig aandacht voor. En dat terwijl de Bijbel toch wel spreekt over Bileam, Saul, de vernedering van Achab, over Judas en Demas. Ook Jezus Zelf spreekt Zich in de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden hierover uit. In de gelijkenis van het zaad wijst Hij maar liefst drie plaatsen aan waar het zaad geen vrucht voortbrengt, al lijkt het er tussen de doornen en vooral bij de ondiepe aarde een tijdje wel op.
Het komt mij voor dat dit niet zo veel aandacht meer krijgt onder ons, ook niet in voorbereidingspreken op het heilig avondmaal. Als iemand zijn geloof oprecht meent en authentiek is en overkomt, dan moet het toch wel echt zijn? En als we in de gemeente iemand tegenkomen die iets vertelt van een last van zijn zonden of die van harte ijverig is in bijbellezen, kerkgang en meeleven, dan zijn we vaak al zo blij dat we niet durven denken aan de vraag of het wel uit de echte bron voortkomt en of het vrucht is van waar geloof of van schijngeloof. Toch is dit pastoraal onverantwoord. Nog steeds kunnen mensen menen in te gaan en lijken te geloven, terwijl het niet zo zal blijken te zijn.
Eeuwige tweedeling
Ten derde lijkt het me dat de eeuwigheidsernst in de volle breedte van onze kerk is afgenomen. De werkelijkheid van een eeuwige tweedeling van de mensen, een eeuwige tweedeling van gemeenteleden in hen die eeuwig juichen zullen en hen die eeuwig kermen zullen, lijkt minder belicht te worden. Vanouds was dit wel een drijfveer om na te denken over de zekerheid van het geloof. Dit hangt immers samen met de werkelijkheid van eeuwig behouden zullen worden of toch nog eeuwig verloren te zullen gaan in de hel. Juist dit belang gaf aanleiding om te verlangen naar zekerheid van het geloof. Het ontbreken van dit eeuwigheidsbesef maakt het belang van de zekerheid van het geloof dan ook (veel) minder groot. Dit is levensgevaarlijke ontkrachting van de bijbelse werkelijkheid.
Deze gegevens leiden ons naar de conclusie dat aandacht voor ‘de zekerheid van het geloof’ niet de bedoeling kan hebben om ons in het slop van twijfel en onzekerheid te brengen. Daar mag het niet toe leiden. Dan zouden we zeer tegen de bedoeling en werkelijkheid van de Bijbel ingaan.
Nadenken over de zekerheid van het geloof is bedoeld om de zekerheid te bevorderen, te dienen. Duidelijk is dat het hierbij gaat om de zekerheid van het gelóóf. Dat is een zekerheid die altijd verwondering in zich draagt en leidt tot verootmoediging.
Ds. D. Breure is predikant van de hervormde gemeente te Waarder. Lees de volledige tekst van dit artikel in De Waarheidsvriend van donderdag 11 oktober 2018, of klik hier om de gratis pdf te downloaden. Klik hier om een abonnement op De Waarheidsvriend te nemen.
Praatmee