Advocaat: "We verschuilen ons gemakkelijk achter veilige kerkmuren"
Hij wil dat cliënten zijn praktijk beter verlaten dan dat ze er binnenkwamen. Wat hem aantrekt in zijn vak? De mogelijkheid om iets voor mensen te veranderen. Advocaat mr. Willem van der Voet is gespecialiseerd in asielrecht- en migratierecht, straf- en slachtofferrecht en arbeidsrecht- en socialezekerheidsrecht. “Ik probeer met iedere cliënt een stukje mee op te lopen op de levensweg.”
In zijn werkkamer in het advocatenkantoor in Delft, praat Van der Voet bedachtzaam over zijn werk. Niet met omhaal van woorden, maar met duidelijke teksten. Op de vloer liggen stapels dossiers. Hij is druk, maar, zo vindt hij: “Dat hoort bij het vak”. Aan de muur hangt een groot schilderij: het Laatste Avondmaal. Dat de advocaat leeft vanuit zijn christelijk geloof, is geen geheim.
Advocaat worden was niet zijn jongensdroom en de rechtenstudie die hij volgde was niet zijn eerste keus. Voor hij aan die studie begon, deed Van der Voet een economische opleiding. Maar dat bleek geen gelukkig huwelijk en dus stapte hij over op rechten. “Dat was een goede keus, het paste het beste bij mijn karakter. Als advocaat heb je het recht als instrument waardoor je mensen goed kunt helpen. Je kunt iets wat veel mensen niet kunnen. Ik sta bijvoorbeeld slachtoffers bij van mensenhandel. In de wet staan daar regeltjes over, maar in het dagelijks leven gaat het over mensen. Tegelijk ben ik hun advocaat en niet een maatschappelijk of pastoraal werker. Ik probeer mijn werk wel op een pastorale manier te doen, met oog voor mensen.”
In 2004 studeerde Van der Voet af. Hij werkte op verschillende plekken als jurist, maar is in 2010 advocaat geworden. Het is een drukke baan, die veel van hem vraagt. “Binnen een uur ben ik – bij wijze van spreken - met vijf zaken tegelijk bezig. Er is continue druk, van alle kanten. Vorig jaar, met de hoge instroom van asielzoekers, werkte ik aan 150 zaken. Nu de politieke afspraken met Turkije beginnen te werken, is dat minder. Er moet altijd veel in te weinig tijd, maar dat is de charme van het vak. Daar ben ik voor opgeleid.”
Hoe ziet een gemiddelde werkdag eruit?
“Hectisch. Omdat ik asieladvocaat ben, sta ik ingeroosterd om asielzoekers te helpen op het aanmeldcentrum in Den Bosch en op Schiphol. Onlangs werd ik gebeld of ik twee nieuwe asielzoekers wilde helpen die waren aangekomen op Schiphol, waar ze vastzaten in het detentiecentrum. Mijn dag begon met het spreken van deze mensen. Vervolgens sprak ik daar nog drie andere cliënten. Ik ben daar de hele ochtend geweest. Daarna ging ik terug naar kantoor waarna ik ’s middags voor een zitting naar de rechtbank in Den Haag moest. In de tijd dat ik niet op pad ben, lees ik stukken of bereid ik zaken voor. De tijd glipt door mijn vingers.”
En dat iedere dag?
“Er zijn ook dagen dat ik bewust verbinding zoek met partners in het werkveld. Dan probeer ik te connecten met instanties en organisaties in Delft en daarbuiten en met zowel christelijke als niet christelijke organisaties. Ik denk dat ik mijn werk het beste kan doen als ik samenwerk met anderen. Onlangs had ik contact met een christelijke bewindvoerder uit de buurt, we gaan dan bijvoorbeeld samen lunchen. Ik ga er graag op uit om die verbindingen te leggen. Je kunt elkaar alleen helpen, als je elkaar kent.”
Woont u zelf ook in Delft?
“Nee, ik woon niet in Delft. Gelukkig. Het is beter om niet in dezelfde plaats als je cliënten te wonen. Ik kan mij ontspannen door afstand te nemen. Ik wil niet constant als ik in de supermarkt loop, vragen krijgen. In die zin vind ik het niet erg dat ik niet in Delft woon. Maar ik ben veel in de rechtbank in Den Haag en Rotterdam en op het aanmeldcentrum op Schiphol. Delft is dan een prima werkplek. Ik ben een verstokte forens. Waarom zou ik in de file gaan staan? Ik lees liever in de trein. Bij afspraken of zittingen ver weg kan ik ook goed in de trein werken. Ik moet eerlijk zeggen dat sommige collega’s dit niet kunnen begrijpen, maar dat vind ik prima. Ik ben groot geworden met het openbaar vervoer. Ik ken – bij wijze van spreken - het hele netwerk uit mijn hoofd.”
Van wat voor zaken wordt u enthousiast?
“Van zaken waarin ik iemand vooruit kan helpen. In bijvoorbeeld een asielzaak kunnen de cliënten zelf niets. Zonder tolk kunnen zij zelfs niet communiceren. Als advocaat ben ik de enige die het verhaal van deze mensen kan vertellen. Dat geeft een grote verantwoordelijkheid. Ik merk dat er in Nederland negatief over vluchtelingen gedacht wordt. Ik vind dat niet terecht want we hebben het wel over mensen. Gezinnen die bijna verdronken zijn doordat ze in een bootje moesten vluchten: die mensen zitten tegenover mij. Voor mij hebben die mensen een gezicht. Bij alle cliënten die tegenover mij aan tafel zitten, weet ik een ding zeker: wij hebben het stukken beter dan zij. Ik vind het heel raar dat er Nederlanders zijn die deze vluchtelingen ‘profiteurs’ noemen. Dat is zo goedkoop. Ik kan niets met zulke stemmingmakerij. Nederlands is vol, zeggen ze dan. Vol… waarmee? Dat vind ik populisme van de ergste soort.”
Merkt u dat mensen op bijvoorbeeld verjaardagen hierover beginnen?
“Nee, mijn familie doet dat gelukkig niet. Maar als christenen zeggen: ‘Nederland is vol’, dan vind ik dat een innerlijke tegenstrijdigheid. We moeten kijken naar de hulpbehoefte van deze vluchtelingen. Twee jaar geleden moest moest de overheid in korte tijd veel voor asielzoekers regelen. Dat is nog gelukt ook. Praktische problemen zijn er om op te lossen, maar bij een fundamentele kwestie als gastvrijheid, duurt dat langer.”
Volgens u speelt de politiek hier een grote rol in.
“Politieke partijen met een rechtse signatuur, letten vooral op het huishoudboekje. Dat is prima, want de economie is belangrijk. Linkse partijen hebben doorgaans meer oog voor de vluchtelingenproblematiek. Het regeerakkoord van het nieuwste kabinet werkt niet mee aan een betere situatie voor vluchtelingen. Als ik nu een procedure begin, spreek ik van tevoren met een cliënt door hoe zijn of haar zaak eruitziet en welke vragen hij of zij tijdens het IND-verhoor kan verwachten. De asielzoeker gaat dan goed voorbereid het gehoor in. Er zijn ook advocaten die niet vanaf het begin betrokken zijn op hun cliënt. Bij bekeringszaken wordt het de vluchteling dan moeilijk gemaakt. Het IND kan er zomaar vanuit gaan dat een asielzoeker doet alsof hij christen is. Als zo’n persoon geen adequate rechtsbijstand krijgt, is hij aan zichzelf overgeleverd. Wanneer de asielaanvraag van een vluchteling wordt afgewezen, heeft deze het recht om een tweede asielaanvraag te doen wanneer er nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Maar wat zegt het regeerakkoord? Je mag een nieuwe aanvraag doen, maar of je nog een keer mag komen praten, bepaalt het IND.
Stel je voor: je bent een christelijke vluchteling. Je zaak is afgewezen, omdat het IND je bekering niet geloofwaardig acht. Je bent afhankelijke van een nieuwe aanvraag en met de moed der wanhoop probeer je bij het IND jouw bekeringsverhaal nog eens duidelijk onder woorden te brengen door bijvoorbeeld te vertellen dat je nadien bent gedoopt. Deze mensen zijn vervolgens afhankelijk van een ambtenaar die hun verhaal opnieuw beoordeelt en op onduidelijke gronden kan afwijzen. Als advocaat loop ik hier tegenaan.”
Dan zijn ze overgeleverd aan de willekeur van mensen.
“Precies. Ogenschijnlijk wordt er een zorgvuldige procedure gevolgd, maar als je het afpelt dan is de wijze waarop bekeringsverhalen worden beoordeeld vaak puur subjectief. En subjectief is willekeur: je weet nooit waar je aan toe bent. Vluchtelingen hebben geen gelijke kansen. Ze moeten erop hopen dat de rechter wat fiducie heeft met de materie of net wat kritischer kijkt. Maar ze kunnen ook een rechter treffen die daar minder oog voor heeft. Dan hebben ze pech. Dat is heel spijtig. De vraag speelt weleens door mijn hoofd of ik wel asieladvocaat wil blijven als deze ontwikkelingen zich doorzetten.”
Maar?
“Als ik stop, wie doet het dan? Als advocaat heb ik een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik kom ook op plekken waar veel andere christenen niet komen en ik kom in aanraking met problemen die helemaal niet lijken te spelen in de christelijke wereld. Ik merk dat de antichristelijke wind in Nederland steeds harder gaat waaien. Ik denk dat je dat het eerste ziet in de bovenlaag van de samenleving. Rechters en beleidsbepalers bevinden zich daar. Er is weinig gevoel voor religieuze zaken. Ik vraag mij weleens af of christenen zich hiervan bewust zijn. Dat het christelijk onderwijs bedreigd wordt, weten we. Daar maken we ons druk over. We verschuilen ons echter gemakkelijk achter veilige kerkmuren waardoor het lijkt alsof de boze buitenwereld er niet is. Je hobbelt van christelijke conferentie naar concert, maar weten we dat de ellende in de buitenwereld ook realiteit is? Problemen die worden veroorzaakt door een cultuur die niet meer rekent met God worden steeds groter.”
Noemt u eens een voorbeeld?
“Ik was onlangs aanwezig bij een conferentie over sexting (red.: Sexting is het verzenden (en ontvangen) van seksueel getinte beelden of tekstberichten door middel van een mobiele telefoon of internetapplicaties zoals WhatsApp, Facebook, YouTube, Instagram en Twitter) en seksueel misbruik op internet. Dat is de wereld waarin wij leven en waarin onze kinderen grootgebracht worden. Ik denk niet dat alle christenen weten dat dit in onze achterban ook speelt. Het kwaad gaat razendsnel en is bijzonder professioneel. Wat stellen we daar als kerk tegenover? We moeten in de kerk voldoende meebewegen om tegenstand te kunnen bieden. Als we een passend geluid willen hebben voor alle mensen buiten de kerk, moeten we daar met elkaar over nadenken.”
Probeert u daar buiten uw werk om nog iets aan te doen?
“Ik probeer te zoeken naar gelijkgestemden. Maar zelfs dat is lastig. Ik ken niet veel christelijke advocaten en als ze er zijn, houden ze zich vaak niet specifiek met deze problematiek bezig. Ik moet oppassen dat ik niet ontmoedigd raak. Er gebeuren ook veel goede dingen in christelijk Nederland, maar er moet en kan naar mijn mening nog veel meer. Elke kerk heeft zijn eigen manier van doen waardoor het lastig is om een gevoel van gezamenlijkheid te creëren. Het zou sneller gaan wanneer er een interkerkelijke beweging zou ontstaan waarin professionals zich verenigen. Ik heb het gevoel dat de kerk steeds verder afstaat van de maatschappij waarin wij leven. Ik las pas een boekje waarin de schrijver opmerkte dat we als christenen zo bezig zijn met naar de hemel gaan over dertig jaar, maar dat we ons niet druk maken over het creëren van een beetje hemel op aarde. En dat is zonde.”
Praatmee