Waarom ‘ons gereformeerde wereldje’ een refolutie nodig heeft
Over het algemeen genomen geeft het kerkelijke leven in ons land een schrikbarende teruggang te zien. In grote delen van ons land is de prediking verschraald en verschrompeld tot een moraalverhaal. En is het gemeenteleven dienovereenkomstig activistisch ingesteld. Gesteld dat er nog sprake is van enige activiteit. Eenmaal dienst per zondag vertoont als zodanig nog enig teken van leven.
Daartegenover is in bepaalde delen van ons land de kerk als zodanig nog goed vertegenwoordigd en wordt de Bijbel op de kansel nog geopend in prediking en gemeenteleven. Mogelijk daarom spreken we van de ‘Biblebelt’ of de Bijbelgordel. De relatie van de Bijbel en het gemeenteleven is echter van dien aard dat nadrukkelijk gevraagd moet worden of de Bijbel het gemeenteleven geestelijk bepaalt dan wel of het gemeenteleven de prediking en vertolking van het Woord van God als zodanig bepaalt. Mogelijk zouden we dan tot de conclusie komen dat de prediking in vele gevallen echt niet veel meer is dan een voorspelbaar gebeuren. En dat terwijl het toch gaat om de bediening der verzoening! Maar we zien kans om dit krampachtig en keurig te verpakken dan wel meer of minder vlot af te werken in altijd dezelfde patronen. Eigenlijk zouden we gewoon onder ogen moeten willen zien, dat verstrakking en verstarring het gevolg van zowel het een als van het ander zijn.
Helaas moet worden vastgesteld dat er vaak een dodelijke gerustheid in de kerk heerst, die alles weg heeft van de rust van een kerkhof. Goed en eerlijk beschouwd zouden we gewoon moeten bekennen, dat dit alles te maken heeft met een 'hapering' in de bediening der verzoening. Daarna zouden we ons in de tegenwoordigheid van God eens af moeten vragen wat er dan mis is met de prediking of de bediening van het Woord. Door een wonder van genade zouden we er dan meer en meer van overtuigd raken dat in de praktijk van het huidige 'gereformeerde' leven de prediking niet meer hetzelfde is als bediening der verzoening.
Het gevolg is een geesteloos activisme. En daarvoor kan men niet minder beducht zijn dan voor lijdelijkheid! Een hol (klinkend) en leeg gemeenteleven is het gevolg. Wellicht komt dit op grote schaal voor.
Het Arminianisme maakt zich op grote schaal breed, zowel naar links als naar rechts. Broodnodig is de integrale theologie en prediking van de Reformatie, dan wel het Woord van God Zelf in de kracht van de Heilige Geest.
God zij ons genadig in een hernieuwde bediening van de verzoening, die geen plaats laat aan lijdelijkheid noch aan activisme. Deze waarlijk bevindelijke prediking komt van Hogerhand. Als een verrassing van Godswege in het “Alzo spreekt de HEERE…”. Onvoorspelbaar! Zó wordt de genade gespeld in onze harten. Wij mogen bezorgd zijn over het gruis van Sion, en dit ook uitspreken, maar laten we van nu voortaan onze mond pas open doen als we gezwegen hebben voor God.
Het heeft er soms alle schijn van dat men in vele gemeenten door een naar alle kanten uitgewerkte organisatie van het gemeenteleven onbewust probeert te verbergen dat er eigenlijk helemaal geen leven is. De prediking is dan vaak navenant. We moeten vooral weer van alles gaan doen. De prediking van bekering en vergeving van zonden zou maar een halve waarheid zijn. Blijkbaar wordt de rechtvaardiging van de goddeloze bedoeld, maar er is ook nog de heiliging! Deze nevenschikking, die in de breedte van onze gemeenten gehuldigd wordt, is het bewijs van een wezenlijk misverstaan van een en ander. Men is met God verzoend en nu de heiliging! Maar wie met het eerste klaar is, heeft het wezenlijk nooit verstaan.
De heiliging daarentegen is integraal verweven met de rechtvaardiging in het wonder van zalig worden. Daarbuiten houdt ze de 'schijn' op.
Men schijnt er zich zelfs niet meer van bewust te zijn dat dit alles niet meer strookt met de wezenlijke boodschap van de Reformatie waaruit de werken of onze daden organisch opkomen vanuit een levend geloof. Het lijkt allemaal heel wat, maar als het er echt op aan komt dan is het hoogst waarschijnlijk allemaal helemaal niks. Althans gemeten aan de Reformatie in de traditie van de Kerk der eeuwen. Men beseft niet meer dat een en ander vaak op arminiaanse leest is geschoeid. Men kent de geschiedenis van de kerk niet meer. En wat niet weet wat niet deert.
Soms lijkt het er op dat we ons er van bewust beginnen te worden dat we in een moeras zijn terechtgekomen. Maar het probleem is dat dit moerasleven in geestelijke aangelegenheden zo algemeen is geworden dat we daar nauwelijks nog erg in hebben. Alles gaat zo zijn gangetje en we houden de zaak op gang en voor alle dingen blijven we zelf op gang. Dat dit leven niets meer van doen heeft met geestelijk leven deert ons niet. Want het bezeert ons nu eenmaal niet. Het lijkt er in ieder geval allemaal heel veel op. Dit moet genoeg zijn. En wij scheppen daar zo veel mogelijk genoegen in. Over het algemeen staat het horizontalisme ons op het lijf geschreven. Soms met een verticale belijdenis.
We hebben er echter te weinig licht in om te zien dat de Verlichting uit de achttiende eeuw langzamerhand is doorgedrongen tot in alle hoeken en gaten van onze gereformeerde leefwereld. Dit heeft tot gevolg dat er nauwelijks nog iets te vinden is in ons denken en doen wat niet 'verrationaliseerd' dan wel 'verstandelijkt' is. Onze niet vermoede hoogmoed reikt blijkbaar verder en steekt kennelijk dieper dan wij dachten en denken. Er is ten aanzien van theologie en prediking nauwelijks nog iets te vinden dat niet behept is met verstandelijke doordenking en een dienovereenkomstige schematisering. Als een stolp omklemt dit afgeleide product van de Verlichting al ons denken en doen, zowel met betrekking tot onze prediking als tot ons getuigenis. Het planmatig overdachte is overwegend van primaire betekenis. Vasthoudend en consequent zetten we in bij onszelf en met onszelf, zonder dit ook maar enigermate te onderkennen en te willen erkennen.
De oorzaak van de donkere tijden zoeken we met luid misbaar overal en nergens, behalve bij onszelf. En dan te bedenken dat wij zelf de oorzaak zijn van de secularisatie of ontkerstening van ons land, aangezien het oordeel begint bij het huis Gods (vgl. 1 Petr. 4:17). Als dit licht zou opgaan in onze duisternis, dan zou ons dit in de aller diepste verootmoediging brengen.
We zouden de mogelijkheid eens diepgaand moeten onderkennen of ons 'contrasteren' met de ons omringende wereld in werkelijkheid niet geleid heeft tot een pure wereldgelijkvormigheid van schrikbarende omvang. Onze professionele 'gereformeerde' uitstraling kon ten diepste wel eens een totale verduistering inhouden van God en Zijn heilig Evangelie.
Massaal gaan we er in 'ons gereformeerde wereldje' aan voorbij, dat de rijkdom van Gods genade alleen maar kan worden uitgedragen, en zó overgedragen door de 'armen van geest' (vgl. Matth. 5:3). Ware dit niet het geval dan zou een wedloop ontstaan in het “de een de ander meer uitnemend te achten dan zich zelf” (vgl. Fil. 2:3). Gemaskeerde en opgekropte dan wel verkrampte hoogmoed zouden verdampen als sneeuw voor de Zon der gerechtigheid.
De kerk schreeuwt om levende Bijbels die niet geprofessionaliseerd Gods afwezigheid ontmaskeren en markeren als oordeel over een volk en een kerkvolk dat tot Hem nadert met de lippen, maar dat zijn hart ver houdt van Hem (vgl. Jes. 29:13).
Alleen zó zullen we in staat zijn om het 'moderne heidendom' te laten zien wat echt leven is. Als de enige mogelijkheid van Gods kant om missionair in te werken op een samenleving die ten dode wankelt, allereerst en allermeest in de kerk zelf.
Dat is eigenlijk op zichzelf genomen al onmogelijk in het zogenaamde 'postchristelijke' tijdperk, maar deze onmogelijkheid wordt nog versterkt door het verschijnsel dat onze huidige gereformeerde wereld, zonder genade, daarvan in hoge mate een spiegelbeeld geworden is.
Het hoge Woord moet er uit en anders zijn we ten dode opgeschreven. In dit verband noem ik de namen van wijlen Ds. G. Boer en Ds. I. Kievit. Gelet op hun nalatenschap zijn er nu grote verschuivingen waar te nemen in de Gereformeerde Bond. Als God zelf weer eens aan het woord mag komen onder ons, zou dat een verademing zijn voor onszelf, en voor onze hopeloos ontkerstende cultuur.
Bovenstaand gedeelte is een samenvatting van de lezing van dr. C. A. van der Sluijs, gehouden tijdens een bijeenkomst van de hervormde mannenvereniging streek Nunspeet. CIP.nl sprak de emeritus-predikant vorig jaar. Lees: "Wij dominees treden de mens tegemoet met een te lieve God".
Praatmee