Streven naar volmaaktheid is voor christenen een heidense valkuil
Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is - (Matteüs 5:48).
Jezus heeft zijn leerlingen een aantal 'onmogelijke’ opdrachten gegeven. En dan sluit hij af met de uitspraak ‘Wees dus volmaakt’. Bij dit vers bleef ik persoonlijk altijd steken: volmaakt is wel een heel groot woord. Ik weet zeker dat ik dat niet ga redden. Maar Jezus draagt ons toch geen onbereikbaar ideaal op? Nee, dat doet hij niet. Want even verderop in deze toespraak lezen we dat hij ons opdraagt om dagelijks voor onze zonden te bidden. Kunnen we volmaakt zijn en iedere dag zondigen? Dat is wel heel opmerkelijk. Wat Jezus hier zegt kan dus niet gaan over volmaakt in de betekenis van vlekkeloos, zonder fouten, of zonder zonden. Maar wat betekent het dan?
Ten eerste is het al goed om te bedenken dat er helemaal niets is dat volmaakt is. Wij kennen op aarde geen volmaaktheid. Perfectie is zogezegd een concept: het is een begrip, en we kunnen ons er iets bij voorstellen, maar we kunnen het nergens in onze aardse werkelijkheid zien. Alleen God is volmaakt.
Daarnaast is het zo dat het Griekse woord dat hier gebruikt wordt voor ‘volmaakt’, teruggaat op een Hebreeuws begrip dat in de lijn ligt van onze uitdrukking ‘een mens uit één stuk’. En dat begrip herinnert aan de Tien Woorden, waarin God ons leert dat wij van binnen en van buiten hetzelfde moeten zijn: heiliging in ons hart èn in onze daden. Een mooie vertaling van Jezus’ uitspraak zou dus kunnen zijn: ‘wees onverdeeld goed, zoals jullie Vader onverdeeld goed is’.
Als je zo nadenkt over 'volmaaktheid', dan ga je inzien dat het juist de natuurlijke mens is die volmaakt wil zijn. De mens die geconfronteerd wordt met het onderricht van God weet dat hij zelf onvolmaakt is en dat hij voor alles God nodig heeft. De drang naar eigen volmaaktheid is dus juist een heidense valkuil voor de gelovige mens. Wie streeft naar zijn eigen perfectie verklaart daarmee feitelijk dat hij God niet nodig heeft en dat hij zelf zijn eigen god wil zijn.
Helaas komt dat ook in de kerk voor. We zien dat in de telkens terugkerende neiging om alles in de kerk en in ons christelijke leven er maar zo mooi mogelijk te laten uitzien. We zijn natuurlijk niet volmaakt, maar we doen steeds weer ons best om maar heel keurig te zijn. Maar laten we eerlijk zijn: we worstelen met zonde, we liggen overhoop met ons eigen karakter, we schieten telkens weer tekort in daadwerkelijke liefde naar de ander. Geef het maar toe, belijd het ('vergeef onze schulden…') en vraag God om je te helpen om zijn Geest de volgende keer meer ruimte te geven in je leven. Iedere keer dat wij er in slagen om God te betrekken in de keuzes van ons hart leren wij daarvan, en kan de vrucht van de Geest weer wat verder groeien in ons leven.
Door ons op Christus Jezus te richten en op zijn heerlijkheid, gaan we steeds meer op hem lijken en wordt zijn heerlijkheid ook zichtbaar in ons. Het is niet onze volmaaktheid, maar er wordt iets van de volmaaktheid van God in ons zichtbaar door zijn Geest. Dat is de manier waarop we kunnen veranderen. Dat is het proces waarin we opgroeien als kinderen van God. We moeten niet aan de buitenkant van ons bestaan lakken en plamuren om het er mooi te laten uitzien, maar we moeten aan het werk met de slechte dingen die zich een plaats proberen te veroveren in ons hart. God zoekt geen toneelspelers, maar volgelingen die zich willen laten vormen tot mensen uit één stuk.
Arie-Jan Mulder is spreker en schrijver. Zijn boek over de Bergrede is als ebook verkrijgbaar. Klik hier om zijn website te bezoeken.
Praatmee