God wil genezen, maar blijkbaar niet van harte
Op CIP.nl verscheen onlangs een sympathiek artikel van Martin Koornstra. Hij was te snel geweest met zijn filmpje over die genezen meneer op Urk en bood daarvoor zijn excuses aan. Voortaan gaat hij dit soort filmpjes pas plaatsen wanneer is gebleken dat het wonder echt, compleet en blijvend is. Want, dat moge duidelijk zijn, zijn geloof in goddelijke genezing blijft ondertussen ongeschokt staan.
Martin Koornstra staat hiermee in een lange traditie. Toen mijn ouders begin jaren ’50 de overstap maakte van de Gereformeerde kerk naar de pinksterbeweging, maakten ze daar kennis met diezelfde overtuiging: wanneer wij onze zorgen en ziekten in geloof aan God voorleggen, brengt Hij uitkomst en genezing.
Worstelen met God
In mijn roman ‘De erfenis van Adriaan’ vertel ik het verhaal van die bevlogen jaren. Vijf jongbekeerde echtparen verbinden zich aan elkaar en aan de Bijbelse beloften. Wanneer hun kinderen ziek zijn, halen ze geen dokter, maar gaan ze met elkaar op de knieën. En wanneer een avond lang bidden niet voldoende lijkt te zijn, plakken ze er gewoon nog een nacht aan vast.
Ze gaan door. Ze vertrekken niet naar huis, zoals gewone mensen doen aan het einde van een lange, vermoeiende avond. Nee, ze houden deze frontlinie bezet. Ze gaan worstelen met God, Hem aan Zijn beloftes herinneren.
Wat een indrukwekkend geloof hield die groep eropna. En hoe geschokt zijn ze wanneer op een dag de dood tóch toeslaat in hun midden. Ze begrijpen er niets van. Door hun bekering zijn ze toch gevrijwaard van dat soort calamiteiten?
Telkens wanneer mijn vader daarover sprak kon ik de verbijstering in zijn stem horen. ‘We wisten niet wat ons overkwam,’ zei hij. ‘We dachten dat het werkelijk zo was: tot ons zal het niet genaken.’
Ook in de jaren daarna blijven dood en ziekte lastige thema’s. De groeiende gemeente bidt voor zieken, maar stelt vast dat verhoring soms wel, maar ook heel vaak niet lijkt plaats te vinden. Voorganger Adriaan probeert daar verklaringen voor te vinden. Zo ontdekt hij dat een echtpaar waarvan het kind ernstig ziek is hun tienden niet geven. Tja, dat maakt natuurlijk veel duidelijk. ‘Geef God waar Hij recht op heeft,’ vermaant hij hen. Want, zo theologiseert hij:
‘Zou het niet zo kunnen zijn dat je Hem daarmee ook de kans geeft om een keer te brengen in de gezondheid van je kind?’
Blijkbaar is die onvoorwaardelijk klinkende belofte van genezing toch aan voorwaarden gebonden.
Heel veel geloof tonen en dan, misschien…
Wanneer Jezus iemand geneest in de evangeliën is daar meestal weinig voor nodig: een handoplegging, een paar woorden en het wonder is een feit. Tweeduizend jaar later is er van die eenvoud weinig overgebleven. Wat gold voor die eerste gebedsnacht van mijn ouders in de jaren ’50, geldt blijkbaar nog steeds: genezing moet bevochten worden.
Ik heb wel genezingsbijeenkomsten meegemaakt waarbij het gedrag van de gelovigen mij meer deed denken aan de profeten van Baäl die het vuur van hun god naar beneden proberen te krijgen dan aan de rust waarmee Elia zijn gebed uitsprak.
God wil genezen, heet het, maar niet van harte blijkbaar. Eerst moeten we heel veel geloof tonen en dan, misschien… Het is een praktijk die God reduceert tot een fruitautomaat die soms uitkeert, maar meestal niet. Mijn oprechte vraag aan Martin Koornstra en vele anderen is dan ook: is dit nu wat tweeduizend jaar christendom ons heeft gebracht? Samenkomsten die voor het grootste deel bedoeld zijn om een wonder naar beneden te bidden? Predikers die Gods reclameboodschap brengen als een standwerker die wonderolie verkoopt? Gelovigen die reikhalzen naar het podium om te zien of er misschien wat spectaculairs gebeurt?
Nergens op rekenen
Ik laat ‘De erfenis van Adriaan’ beginnen met een zin die door sommige lezers als nogal cynisch is ervaren. ‘Het zou mooi zijn als God op de een of andere manier bestaat’, zegt de zoon van de hoofdpersoon op de eerste pagina, ‘ik zou er alleen niet te veel op rekenen.’ En natuurlijk begrijp ik dat zo’n uitspraak gelezen kan worden als het toppunt van onverschilligheid.
Maar is het niet zo dat ook iemand als Job ontdekte dat hij ‘nergens op kan rekenen’ en dat die ontdekking toch zijn geloof verdiepte? Is ‘nergens op rekenen’ juist niet de ultieme geloofshouding? Want het betekent dat God Zich niet hoeft te bewijzen. ‘Ik ben die Ik ben’, zegt Hij tegen Mozes. Meer informatie was blijkbaar niet nodig.
Wanneer God is wie Hij is, kunnen ook wij zijn wie we zijn. Zonder ons af te vragen of we wel voldoende roepen en smeken en goed genoeg geloven.
Wie ‘nergens op rekent’, hoeft ook nooit iets na te rekenen, terwijl hij toch alles mogelijk acht.
Foto: Pytr de Vrys
Praatmee