ZELFontplooiing. Je krijgt er alleen maar meer dorst van…
We zijn er maar druk mee. Zelfontplooiing, het benutten van je eigen talenten, werken aan persoonlijke ontwikkeling en het streven naar ultieme vrijheid op het werk en natuurlijk ook privé. En als mensen vragen waar we over vijf jaar staan, noemen we datgene op waar we aan denken. En dat kunnen we dan vaak ook nog vrij makkelijk benoemen.
Als we dieper inzoomen op het woord ‘zelfontplooiing’, komen we erachter dat het eigenlijk een bijzonder individualistisch woord is. In het boek 'De slag om het hart' van Herman Paul wordt heel goed duidelijk dat het een ontzettend ik-gericht woord is. Hij zegt daarom terecht: “Kenmerkend zijn de eerste vier letters: wat zich ontplooit, is het zelf, het ik, het ego.” De oneliners kleuren onze wereld. Verleg je grenzen, accepteer jezelf en leef je eigen leven.
Een paar dagen geleden schreef Els van Dijk, directeur van de Evangelische Hogeschool, een prachtige opiniebijdrage in het Reformatorisch Dagblad. Ze vatte kernachtig samen waar het in deze wereld om zou moeten draaien: “We moeten niet de zoektocht aangaan naar hoe groot en belangrijk een mens kan worden, maar hoe een grote God belangrijk voor een klein mens kan zijn.”
Maar hoe vaak is dit het geval? Hoe vaak zijn we bezig om God te verhogen, in plaats van onszelf? Steekt het bij iedereen niet de kop op om het meest aan jezelf te denken? Om te denken aan toekomstidealen, om te kijken naar idolen en rolmodellen?
Het valt mij op dat zelfs kerken er niet aan ontkomen. De ‘populaire’ kerken van deze tijd focussen zich op snelle en flitsende communicatie, online en offline, een eigen jongerenlabel, hippe muziek en toffe sprekers. Daarnaast lees je woorden als ‘meebouwen’, ‘groeien’, ‘passie’ en ‘dromen’. Maar ligt de focus dan nog wel op “die grote God”? Of is die “kleine mens” dan misschien nog wel belangrijker?
Een paar weken geleden vertelde ik in mijn blog dat ik het land Armenië heb bezocht. Zoals jullie kunnen lezen, doen die bezoeken mij veel. Ik zie daar dingen die mij stilzetten. Want daar zie ik een dominee die met heel zijn gezin werkt in een dagopvangcentrum. Daar zie ik kinderen die, als deze dominee binnenkomt, naar hem toe rennen en hem omhelzen. Ik zie daar mensen die voor het geld hadden kunnen kiezen en naar Amerika konden vertrekken, maar bleven, omdat ze hun naasten in bijvoorbeeld Armenië of Moldavië willen helpen. En als je hen vraagt waarom ze dit allemaal doen, is het enige, en in hun ogen vanzelfsprekende antwoord: “Omdat God het wil en wij niet anders kunnen. We willen werken in Zijn Koninkrijk.”
Stel je voor, dat iemand je vraagt waar je over vijf jaar staat? Welk antwoord geef je dan? Hoop je dan te kunnen zeggen dat je een goed loon hebt, een groot huis en een dikke auto? Of komt er dan direct in je op dat je hoopt dat je gegroeid bent in je geloof, dat je Hem beter hebt leren kennen en dat er vruchten zichtbaar mogen zijn in je leven? En dat die vruchten openbaar komen in het dienen van je naaste? Dat je bijvoorbeeld een taak mag hebben in de kerk, in het vluchtelingenwerk of in een verzorgingshuis?
Misschien valt het nog wel het beste samen te vatten in de woorden die Els van Dijk sprak: “Het gaat in dit leven niet om verlangen naar roem, naar bezittingen, naar passie en romantiek. Uit die bronnen hebben we al gedronken en we hebben ontdekt dat ze zout water geven. Je krijgt er alleen maar meer dorst van. Maar het levende water dat Jezus biedt, komt voor eeuwig tegemoet aan onze diepste verlangens.”
Laurens Sok is (online) communicatiemedewerker. Bezoek hier zijn website of volg hem op Twitter.
Praatmee