Evangeliseren in Siberië: Mag ik met u over God spreken?
Als we na twee dagen reizen aankomen bij de evangelisatieboot ‘De Blijde Boodschapper,’ staat er een stevige kerel voor op het schip. Op een roestige afvoerbuis maakt hij een zojuist gevangen snoek klaar. Het is Vladimir. ‘Noem mij maar Vova,’ zegt hij terwijl hij ons stevig de hand drukt. ‘Houd je van vis?’, vraagt hij met een ondeugende glimlach. Voor we antwoord kunnen geven zegt hij: ‘Dit is ons avondeten!’, wijzend op de grote snoek die hij zorgvuldig aan het schoonmaken is. Via de loopplank gaan we aan boord, Vova gaat verder met het reinigen van de vis.
Het doel van de reis is het bezoeken van ‘verloren dorpen’ in Siberië. Volgens een bevolkingsonderzoek uit 2010 zijn er in Rusland ruim 130.000 (!) bewoonde dorpen en dorpjes. Vele daarvan liggen langs de grote rivieren. Elke zomer vaart evangelist Nikolaj Jasjoekovski met een evangelisatieteam over een van de zijrivieren van de grote rivier Ob. Dit jaar is de Noordelijke Soswa aan de beurt. De rivier stroomt door het gebied ChantoMansië, waar de Chanten en de Manten wonen, inheemse bevolkingsgroepen.
Na drie dagen varen, tegen het vallen van de avond, komen we bij het eerste dorp aan. De muggen komen uit de struiken tevoorschijn. Iedereen die zich nu buiten bevindt, krijgt met dit ongedierte te maken. Broeder Nikolaj verzamelt iedereen om zich heen. Hij kijkt de kring even rond. De petten en capuchons gaan af, ieder buigt het hoofd. Nikolaj gaat voor in gebed.
‘Heere God van hemel en aarde. U hebt de mensen in dit dorp geschapen. Gaat U met ons mee. Help ons met vrijmoedigheid Uw Naam bekend te maken. Raakt U de harten van de mensen aan. Trek hen uit de duisternis tot Uw wonderbaar licht. Bewaar ons voor de muggen en valse honden. Amen!’
Ondertussen is het licht gaan regenen. Tegelijkertijd schijnt de zon. De regenboog tekent zich helder af in de lucht boven het dorp. Een bemoediging voor we op pad gaan. Elk huis gaan we langs. We gaan het dorp door, huis-na-huis. Evangelist Nikolaj loopt bij het eerste huis naar het tuinhek en kijkt of er een hond loopt. Dat is het geval. Het dier is niet aangelijnd. Beheerst stapt hij op het beest af en laat hem ruiken aan zijn hand om zo het dier gerust te stellen. ‘Braaf beest. Wij komen met een goede boodschap voor je baas.’ Het dier gromt zachtjes. De zusters lopen naar de deur en Nikolai laat de inmiddels gerustgestelde hond met rust. Hij klopt op de deur en roept: ‘Vrede aan uw huis! Mogen we binnenkomen?’ Er klinkt gestommel en een man van, schatten we, eind vijftig zegt dat we verder mogen komen.
Mag ik met u over God spreken?
Het ‘huis’ is een bouwval met één kamer. Er staat een tv in de hoek. Verder een houten ledikant en een stalen potkachel. Onder de kachel ligt lekker warm een poes te slapen. Op het ledikant zit een man met een afstandsbediening in zijn hand. ‘Hoe heet u,’ vraagt Nikolai. ‘Ik ben Vassili.’ ‘Ben je een Chant?’ ‘Ja, ik ben een Chant.’ ‘Mag ik met u over God spreken?’ ‘Ja hoor, dat is goed. Maar ik geloof niet in God. Wij hebben onze eigen goden.’ Zijn ogen blijven op de tv gericht. ‘Hoe heet bij jullie de God die de hemel en de aarde gemaakt heeft?’, vraagt Nikolaj. ‘Torung is zijn naam.’ ‘Vassili, ik wil graag met je praten over Torung.’
Op allerlei manieren probeert Nikolai met Vassili in gesprek te komen. Dat is niet eenvoudig. Hij heeft een leven van extreem alcoholgebruik achter de rug, zijn hersens zijn erdoor beschadigd. Een goed gesprek is bijna niet met hem te voeren. Af en toe kijkt hij met een glazige blik naar Nikolaj. Deze vertelt over de Heiland Die de tollenaars en de zondaars ontving. Maar ook over het eeuwige oordeel dat wacht. ‘Alleen als je zonden door God Zelf zijn vergeven, ben je gered voor de eeuwigheid. Hij wacht op mensen zoals jij, Vassili.’ Deze knikt, maar dringen de woorden tot hem door? We zingen een evangelisatielied. ‘De ziel zonder God kent geen vreugde,’ klinkt het door de kamer. Dan bidt Nikolaj met Vassili. We verlaten het huis, de hond begeleidt ons tot het tuinhek.
We lopen het volgende tuinhek door, kloppen aan en opnieuw klinkt het ‘kom maar binnen.’ In dit huis woont een jonge moeder met twee peuters. Op de tafel staat een bord met resten van een vis die tot de graten is opgegeten. De tv staat op z’n allerhardst. Nikolaj vraagt of het wat zachter mag. Daar doet Tatjana niet moeilijk over. ‘Dat vroeg mijn moeder ook vaak!’ Tatjana is zichtbaar ontroert als Nikolaj vertelt waarom hij gekomen is. Tatjana begint telkens weer over haar moeder. ‘Zij was heel gelovig. Kijk, daar in de hoek staat haar lievelingsicoon.’ Tatjana’s vader en moeder zijn beiden gestorven. Alcohol is in deze Siberische dorpen een sluipmoordenaar. Elke familie heeft wel iemand die gestorven is aan de gevolgen van overmatig alcoholgebruik. Als Nikolaj vraagt of we mogen zingen vind Tatjana dat goed. De jonge zuster Aljona geeft aan Tatjana een briefje met de woorden van het lied. Vanaf de eerste regel zingt ze luidkeels mee. De kinderen weten niet zo goed wat ze met een zingende moeder aan moeten, ze vluchten snel een andere kamer in. Voor we vertrekken bidt Nikolaj voor de jonge vrouw en voor haar kinderen.
Voor een ander huis ligt een man te slapen, midden op het gras. Stomdronken! De muggen zwermen om hem heen. Broeder Vladimir, Vova, schiet vol. ‘Zo lag ik vroeger ook op straat.’ Direct stapt hij op de man af en helpt hem overeind. Vova brengt de man naar zijn huis. Daar wacht zijn vrouw hem op. Ook zij heeft duidelijk al gedronken. Zo goed en zo kwaad als het gaat gaan Nikolaj en Vladimir met hen in gesprek. Hoewel beiden in ‘kennelijke staat’ verkeren, gaan ze toch met hen in gebed.
Een lichtpunt: Nastja
Als alle mensen in het dorp bezocht zijn, keren de evangelisten terug naar de boot. ‘Laten we bidden,’ zegt Nikolai. Zwijgend ontbloten de mannen het hoofd. ‘Heere… wij buigen ons voor U. Ontfermt U zich over deze mensen. Ze gaan verloren. O Heere… Redt u ze uit de macht van de satan. Trek deze arme zielen uit de duisternis.’
Langs de noordelijke Soswa is geen huis waar geen nood is. In elke woning vertellen de mensen ons trieste verhalen over gestorven familieleden, weggelopen vaders en ander leed. Er zijn echter ook lichtpunten. In een van de dorpen woont Nastja. Ongeveer vijftig jaar oud zal ze zijn. Ze is de Bijbel gaan lezen en de Heere heeft haar hart geopend, net zoals eens bij Lydia. Al van een afstandje zien wij de vreugde van haar gezicht afstralen. Veel mensen vinden haar een beetje eng. ‘Nastja dient onze goden niet meer. Die zullen haar vast binnenkort gaan straffen.’
Maar Nastja dient de Heere. Aan iedereen die het horen wil vertelt ze over haar Zaligmaker. ‘Hij heeft mij opgezocht en nu schijnt er licht in mijn hart.’ Nastja’s man wil er niet veel van weten. Hij maakt Nastja het leven zuur. Hij heeft bovendien een hekel aan werken. Als de broeders dat horen vragen ze of ze iets voor hem kunnen doen. Wie weet kunnen ze hem zo een beetje voor zich inwinnen. Nastja zegt dat ze de wintervoorraad hout kunnen hakken. Daar zal hij vast blij mee zijn, want dat doet hij niet graag. Ze hoeft het geen twee keer te zeggen. Het hele evangelisatieteam gaat aan de slag. In een middag tijd is er een schuur vol hout voor de kachel. Nastja en haar man zijn tevreden. We nodigen hem uit voor een samenkomst op de boot, maar die avond kan hij niet, zegt hij. ‘Ik moet brood kopen.’ Om een uur of elf is de samenkomst op de boot voorbij. Nastja is blij dat ze gemeenschap kon ervaren met broeders en zusters. Maar als we, tijdens het slotgebed, het bootje van haar man aan horen komen, schiet ze vol.
De broeders bidden vurig voor de bekering van haar man en voor Nastja. Gesterkt en bemoedigd loopt Nastja even later alleen terug naar haar woning.
Nikolai en zijn team evangeliseren niet omdat ze het leuk vinden. Evangeliseren bij deze mensen is meestal niet leuk. Je wordt er eerder somber van. Dankbaar werk is het ook niet. Evangelist Nikolai trekt geen volle zalen. Er zijn maar enkele dorpsbewoners die oor voor zijn boodschap hebben. Toch stapt hij getrouw elk jaar in de boot om naar de verloren dorpen te gaan. ‘Het is een last die de Heere op mijn schouders gelegd heeft. Je ziet de mensen hier de eeuwige ondergang tegemoet gaan. En dan leven ze hier op aarde ook zonder hoop en troost. Dat grijpt me enorm aan. Jezus heeft het verlorene lief. Bidt voor deze mensen. Zodat hier het licht van het Evangelie zal schijnen en Jezus verheerlijkt wordt.’
Stichting Friedensstimme stelt honderd evangelisten in staat om zich volledig aan evangelieverkondiging te wijden in de voormalige Sovjet-Unie en voorziet hen van lectuur en middelen voor vervoer. Lees hier meer over het werk van Stichting Friedensstimme.
Praatmee