Deze preek van ds. Marjan Zebregs is een preek op rijm
Deze week heeft u mogelijk verschillende gedichten gehoord, omdat Sinterklaas in het land is geweest. Ds. Marjan Zebregs van de gereformeerde kerk in Valkenburg heeft in het kader van Sinterklaas haar volledige preek op rijm gemaakt. De preek leest u hier:
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Vandaag vieren we de tweede zondag van Advent
met een preek in een vorm, die u van mij niet kent.
Voor de inhoud laat ik mij ook nu inspireren
door alles wat Gods Woord ons kan leren.
Vandaag wel in een andere vorm:
op rijm, naar de Sinterklaas norm.
Advent is de tijd van letterlijk uit het Latijn:
‘naar toe gaan’, ongeacht welke richting dat op zal zijn.
Wij vieren Advent als gaan naar het licht;
ons oog op onze en Gods toekomst gericht.
Advent als toeleven naar Jezus’ geboorte op aarde,
Gods cadeau aan ons, van onschatbare waarde.
Bij Jesaja lezen we wat er uit de stronk van Isaï zal bloeien:
uit het geslacht van Isaï’s zoon David zal een Messias groeien.
We horen hoe Gods geest zal rusten op Zijn zoon,
een Mensenzoon met heel veel gaven, buitengewoon!
We horen ook hoe onvoorstelbaar vredig die tijd zal zijn
met een kalf en een leeuw, gehoed door een jongen klein.
Gods cadeau aan ons, van onschatbare waarde.
De profeet Jesaja vertelt ons meer dan een mooi verhaal.
Het is een visioen, een betere wereld, na te streven door ons allemaal.
Aloude tegenstellingen zijn te overwinnen
misschien door iets onverwachts te verzinnen:
door jong en oud allebei verantwoordelijkheid te geven
door met tegengestelde naturen harmonieus samen te leven.
In het evangelie naar Matteüs voor deze tweede Advent,
lezen we over een bijzonder moment.
Vele mensen zijn naar Johannes in Judea gaan lopen
om zich door hem in de Jordaan te laten dopen.
Johannes had hen opgeroepen tot inkeer te komen
en velen hadden zijn woorden tot zich genomen.
Johannes is de man over wie Jesaja sprak:
een man met een visie en een eigen aanpak.
Hij draagt een mantel van kamelenhaar
en met een leren gordel er om heen, is hij klaar.
Johannes voedt zich met sprinkhanen en wilde honing.
Hij gedraagt zich in alles tegengesteld aan een koning.
Misschien is dit beeld wel even ongedacht
als het kalf en de leeuw, met een kleine jongen als wacht.
Johannes kleedt en eet dus zeer bescheiden.
Door hem gaan veel mensen hun zonden belijden.
Johannes spreekt tegen Farizeeën en Sadduceeën forse taal.
Aangesproken worden als ‘addergebroed’, is zeker niet normaal.
Ook zij, als kinderen van Abraham, moeten van Johannes leren
om eerlijk naar hun eigen daden te kijken, voor ze zich kunnen bekeren.
Johannes was voor Elisabeth en Zacharias de ongedachte zoon
en de aankondiging door de engel Gabriël was buitengewoon.
Al door de profeet Jesaja is naar Johannes verwezen:
Johannes zal voor Jezus de wegbereider wezen.
Door al de mensen, die naar hem komen, slaat Johannes’ hoofd niet op hol.
‘Die na mij komt is veel groter dan ik’, houdt hij vol.
Johannes zal voor Jezus de wegbereider wezen.
Wat betekent dat nu voor ons,
denkt u wellicht met een frons.
Bekeren is geen taak voor één moment,
maar een proces veel langer dan vier weken Advent.
Een proces van vallen en weer opstaan
om met Gods hulp verder te gaan.
Een proces van zoeken en vragen,
van versnellen en vertragen.
Een proces van onszelf, elkaar en God beter leren kennen;
van doorzetten en volharden, niet van verwennen.
Een proces, waarin we onze hand uitstrekken naar anderen
om samen ten goede te veranderen.
Heel anders dan Johannes, is ook Paulus voor Jezus een wegbereider.
Door Paulus’ werk wordt de kring van christenen wijder.
Paulus’ leven verandert door de ontmoeting met Christus totaal:
van vervolger van christenen tot apostel van Christus, heel speciaal.
Paulus zet zich met hart en ziel voor de nieuwe gemeenten in.
In zijn leven is geen plaats voor een echtgenoot of een gezin.
Paulus werkt als tentenmaker voor zijn financiële onafhankelijkheid.
Zo kan hij getuigen van Gods liefde, altijd en overal tot zending bereid.
Hij hoeft geen anderen naar de mond te praten;
Paulus kan zich op zijn eigen inkomsten verlaten.
Ook in de Nederlandse protestantse kerk klink dit principe door.
Daar zorgen de regels voor betaling van predikanten voor.
Zo volledig toegewijd als Paulus hoeven we in ons geloof niet te zijn.
Met zoveel gevaar en zonder gezin, lijkt mij zeker niet fijn.
In deze tijd van Advent kunnen we nauwkeurig onderzoeken
hoe we in ons eigen geloofsleven verdieping kunnen boeken.
Denkend aan Jesaja met de leeuw en het kalf naast elkaar,
is dat voor verschillende karakters misschien ook haalbaar.
God vraagt van ons niet om het onmogelijke te doen,
maar liefdevol en respectvol handelen met fatsoen.
Ook in onze samenleving met zijn ontkerkelijking
biedt Advent een kans om anderen te tonen van onze bezieling.
Wat beweegt ons er toe in de Vader, Zoon en heilige Geest te geloven?
Wat voelen we bij de bede: ‘God, kom mijn ongeloof te boven’?
Hoe beantwoorden we de vraag naar de meerwaarde van de kerkgang?
Waartoe wint de geloofsgemeenschap in ons leven aan belang?
En: hoe werkt de eredienst op zondagmorgen
door in onze dagelijkse vreugden en zorgen?
Misschien een idee voor gesprek bij de kerstboom,
al vraagt dat waarschijnlijk het overwinnen van schroom.
Het echt delen van gevoelens met naasten doen wij niet zo snel,
maar het is belangrijk en waardevol en in liefde lukt het wel.
al hoeven we ons niet van de Romeinse goden te bevrijden.
Kijkend naar 'De Goede Herder' en de christelijke gemeente in Rome,
zullen in beide figuurlijk het kalf en de leeuw voorkomen.
Buiten de kleine gemeente in Rome is er nauwelijks christelijk geloof,
maar toch lijkt deze christelijke gemeente daarvoor horende doof.
Samen beantwoorden ze de roep van Christus luid
en dat overstemt ieder afwijkend geluid.
Gemeenteleden bieden elkaar onderlinge steun,
daardoor staan ze standvastig tegenover het Romeins gedreun.
Ook in 'De Goede Herder' helpt het om samen ons geloof te belijden,
al hoeven we ons niet van de Romeinse goden te bevrijden.
We kunnen leren uit onze familie en uit ons kerkelijk verleden
en vertellen over inspirerende ervaringen in het heden.
Met eigen verhalen, woorden uit de Bijbel en een lied
kunnen we vragend en vertrouwend getuigen: God verlaat ons niet.
Tot slot, gemeente van Jezus Christus, onze Heer,
laten we ons door de Bijbel verrassen, keer op keer.
Verwonderen over het samen zijn van kalf en leeuw
en steun vinden bij christenen uit deze eeuw.
Verbazen over de vele dopelingen bij Johannes bij de Jordaan
en de stimulans voelen van de namen die bij ons op de Dooprol staan.
Verwonderen over hoe Paulus de roep van Christus verstaat
en de inspiratie ervaren van een ieder, die in dat spoor verder gaat.
Verbazen over de volharding van de gemeente in Rome
en de wens koesteren om van kerk tot gastvrije herberg te komen.
Opdat mensen als Jozef en Maria in vertrouwen op reis kunnen gaan
en niet voor een gesloten deur komen te staan.
Denken we hierbij aan Paulus’ gebod:
‘Aanvaard elkaar daarom ter ere van God’.
Zeggen wij voor deze keer hardop samen
aan het eind van deze uitleg en verkondiging … Amen
Praatmee