Wat we moeten weten over mensen in hun laatste levensfase
“Als geestelijk verzorger ben ik geen evangelist. Ik ben te gast bij een zieke bewoner die op zijn kamer blijft als ik gezond weer wegloop. Omdat Christus in mij woont, gaat Hij altijd mee een kamer binnen,” vertelt Atie Peet. Zij is geestelijk verzorger in hospice Kuria. Peet schreef het dagboek Pauze voor mensen in hun laatste levensfase en voor hun dierbaren.
Als geestelijk verzorger heb je geleerd dat verblijf in het hospice door de bewoners wordt ervaren als pauze. Wat bedoel je daarmee? En kun je dat uitleggen met een voorbeeld?
“Als geestelijk verzorger in Kuria kom ik in contact met veel verschillende mensen. Kuria is een hospice waar alle medewerkers het geloof in de God en Vader van Jezus Christus met elkaar delen. Tegelijk is iedereen die een band heeft met Amsterdam en een indicatie heeft voor hospicezorg welkom in Kuria. Dat betekent dat er heel veel verschillende mensen met allerlei opvattingen zorg ontvangen. Toch hebben zij allemaal iets gemeenschappelijk: Zij zullen binnen afzienbare tijd overlijden. Heel veel mensen vertellen mij dat ze op de een of andere maniet afstand hebben moeten doen van het gewone leven. Het leven in de maatschappij, op straat en soms zelfs in hun eigen huis, gaat door zonder dat zij daaraan kunnen deelnemen. En zij zijn aan het wachten op wat komen gaat. Sommigen benoemen dat zij wachten op het moment van hun sterven, anderen hebben hoop op tijdelijk herstel, maar altijd is er het wachten op iets onbekends. Zij leven in een tijd tussen het gewone leven en een toekomstig gebeuren in. Ik heb een paar bewoners van Kuria letterlijk het woord ‘pauze’ horen gebruiken om die tussentijd een naam te geven. Hun leven staat op de pauze-stand. Vandaar de titel van mijn boek. Ik vond ‘pauze’ een heel mooi woord, omdat het – vanuit het Grieks – ook verwijst naar de rust waar de Here Jezus in de Bijbel over spreekt.”
Wat is kenmerkend voor mensen die zich in hun laatste levensfase bevinden?
“Het spreekwoord zegt, dat een mens sterft zoals hij geleefd heeft. Dat betekent dus dat er op zoveel verschillende manieren gestorven wordt als er mensen zijn. Toch kun je wel patronen herkennen in de thema’s die mensen bezig houden. In mijn boek Pauze heb ik met toestemming van prof. dr. Carlo Leget gebruik gemaakt van een model dat hij heeft ontworpen aan de hand van een bestaand Middeleeuws model. In dat zogenaamde Ars Moriendi (stervenskunst)- of diamantmodel wordt in kaart gebracht waar mensen in hun laatste levensfase mee bezig zijn om de betekenis van hun leven en sterven te vinden. Er worden vijf onderwerpen benoemd.
Het eerste stukje gaat over mezelf en de mensen om me heen. Ik ben ziek en eindig. Welke betekenis heeft dat? En wie ben ik eigenlijk nog, met mijn misschien wel heel erg veranderde uiterlijk? En hoe verhoud ik mij tot mijn dierbaren, die mijn mantelzorgers zijn geworden? Het tweede vlak gaat over het lijden dat ik moet doorstaan. Hoe ga ik daar mee om? Wil ik nog behandeld worden of is het genoeg geweest? In dit vlak komen ook de vragen over medische beslissingen aan de orde, zoals palliatieve sedatie en euthanasie. Het derde vlak gaat over afscheid nemen. Afscheid van je gezondheid, soms afscheid van je vertrouwde woonomgeving door bijvoorbeeld de verhuizing naar een hospice, afscheid van je zelfstandigheid doordat je geholpen moet worden bij allerlei dingen, afscheid van je naasten en tenslotte afscheid van het aardse leven. Hoe doe je dat en wat wil je nog vasthouden als heel waardevol? Het vierde vlak gaat over de balans opmaken. Veel mensen die aan het eind van hun leven zijn gekomen kijken terug op wat geweest is. Dan komen er vaak kostbare herinneringen naar boven waar je dankbaar voor kunt zijn. Maar ook de pijnpunten komen soms weer met kracht naar boven en vragen de aandacht. Soms ontstaat de behoefte om nog dingen recht te zetten met anderen. De diepste vraag is natuurlijk: kan ik God onder ogen komen, of heb ik van Hem vergeving nodig? Het vijfde vlak gaat over de toekomst. Wat is daar? Is God daar? Is er een eeuwigheid? En is die er ook voor mij? Kan ik dat zeker weten?
In Pauze heb ik onder meer geprobeerd die vijf facetten aan de orde te laten komen vanuit Bijbels perspectief. Het model is van toepassing op iedereen, want iedereen heeft waarden van waaruit hij leeft, of het nu godsdienstig is of niet. En omdat het op iedereen van toepassing kan zijn, kun je denk ik als christen ook vrijmoedig gebruik maken van dit model. Als christen geloof ik wel van harte dat je alleen echt ruimte kunt vinden om te sterven als je je schuilplaats bij God hebt gevonden. Dat probeer ik dan ook te laten oplichten in het boek. Er is altijd hoop, zelfs als je dicht bij de dood bent. Door het sterven en de opstanding van de Here Jezus kan zelfs de dood ons niet scheiden van de liefde van God. En als je nu nog niet in Hem gelooft, dan is het nog niet te laat. Kijk maar naar de moordenaar aan het kruis. Zelfs op het nippertje ben je welkom bij God. Hij staat op je te wachten!”
Welke ervaring in het hospice heeft veel indruk op jou gemaakt? Kun je die ervaring delen?
“Als geestelijk verzorger ben je geen evangelist. Je probeert mensen bij te staan op de manier die bij hen past en met respect voor wie ze zijn. Ik ben te gast bij een zieke bewoner die op zijn kamer blijft als ik gezond weer wegloop. Ik denk dat ik daar heel zorgvuldig mee om moet gaan. Tegelijk geloof ik dat ik mij als christelijke geestelijk verzorger niet hoef te schamen voor mijn Heiland. Daarom heb ik altijd een Bijbel bij me, ook al gebruik ik die lang niet altijd. Maar wat nog veel heerlijker is: omdat ik geloof dat Christus in mij woont, gaat Hij ook altijd mee een kamer binnen. Hij is er dus, ook als Zijn Naam niet genoemd wordt.
Ik heb een tijd lang elke week een bewoner bezocht die vanuit de daklozenopvang bij ons in Kuria was gekomen. Een man die alles gedaan had wat God verboden heeft, maar die ook heel erg eenzaam was geworden. Hij vond het fijn als ik bij hem kwam zitten, koffie kwam drinken en zomaar wat praten, maar niet over geloof. Dus dat deed ik. Weken lang. Op een dag zei hij zomaar uit het niets: ‘Wat heb jij toch een mooi beroep’. Ik wist niet wat ik hoorde. Hoezo dat? Hij? En ik vroeg waarom hij dat zei. De tranen sprongen in mijn ogen toen hij zei: ‘Jij geeft mij het gevoel dat ik er toe doe.’ Nog altijd, als ik mezelf wel eens afvraag wat ik nou eigenlijk zit te doen bij mensen, denk ik aan hem. En ik dank God voor het voorrecht dat ik dit prachtige werk mag doen.”
Welke handreiking zou je willen meegeven aan mensen die iemand kennen die momenteel in zijn of haar laatste levensfase zit?
“Ga met hem of haar om zoals je dat altijd deed, maar tegelijk: realiseer je dat de vijf thema’s die ik al eerder noemde waarschijnlijk op de een of andere manier spelen in het leven van degene met wie je te maken hebt. Misschien dient zich een mogelijkheid aan om het er eens over te hebben met elkaar, maar als de ander dat niet wil of kan, respecteer ook dat. Als christen zou ik er nog wel iets aan toe willen voegen. Juist op de drempel van de eeuwigheid is het zo belangrijk om te weten dat je een Heiland hebt die ook voor jouw zonden gestorven is. Als christen wil je daar graag over in gesprek met degene die moet sterven. Maar ik denk dat het goed is om ook daar wijs en verstandig mee om te gaan. Dring jezelf niet op, wals niet over een ander heen. Maar, zoals ik het altijd voor mezelf formuleer, je mag in een gesprek denk ik wel op zoek naar het gat voor de Geest. En dan zul je eens zien hoe God wil werken! Laten we vooral niet vergeten dat de God die sterker is dan de dood zeker sterker is dan een mensenhart!”
Praatmee